Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Als de gashendel direct zonder onderbreking van het vooruit naar achteruit wordt gewisseld vindt er een remfunc-

tie van de aandrijving plaats door de motorrem; het voertuig rijdt niet achteruit.
Indien direct van vooruit- naar achteruitrijden moet worden gewisseld, moet de gashendel eerst van de handgreep

weggetrokken worden en in de neutraalstand worden gezet. Als het voertuig tijdens deze fase vooruitrijdt, wordt
daardoor ook de remprocedure met de motorrem uitgevoerd. Als de gashendel nu een tweede keer van de greep
wordt weggetrokken, dan rijdt het voertuig achteruit.
Het voertuig rijdt dus na vooruit te zijn gereden dan pas achteruit, wanneer de gashendel voor de tweede
keer van de greep wordt weggeduwd. Dit is nodig voor de remfunctie; het beschermt de aandrijving ook
tegen overbelasting door een onmiddellijke omschakeling van vooruit- naar achteruitrijden.
Indien het voertuig niet tot stilstand komt wanneer u de gashendel voor vooruit/achteruit (midden-/neutraalstand)

loslaat, dan moet u de trim voor de aandrijffunctie dienovereenkomstig instellen met de draaiknop "TH-TRIM" (afb.
1, punt 2, of hoofdstuk 11.9).
Als de auto tijdens het rijden de neiging heeft naar links of rechts te trekken, hoewel het stuurwiel in de midden-/

neutraalstand staat, moet u de trim voor de stuurfunctie dienovereenkomstig in op de zender met de draaiknop
"ST-TRIM" (afb. 1, punt. 9 of hoofdstuk 11.6).
De schijfrem (aangestuurd via een servo) kan worden geactiveerd met de "AUX1" (afb. 1, pnt. 6) knop. De schijf-

rem blijft geactiveerd zolang u de knop ingedrukt houdt.
Opgelet!
Over het algemeen zijn korte rem-acties met de schijfrem voldoende. De snelheidsregelaar heeft ook een
remfunctie die, afhankelijk van het circuit, voldoende kan zijn voor de meeste rem-acties.
Als de schijfremmen te lang worden gebruikt, kan het voertuig slippen en oncontroleerbaar worden. Bo-
vendien zullen de banden blokkeren, wat het loopvlak van de band kan beschadigen. Voer zonodig meer-
dere korte rem-acties na elkaar uit.
Wij raden u aan de schijfremfunctie uit te proberen op een voldoende groot, vlak oppervlak, zodat u het
gebruik ervan kunt oefenen.
14.8 De rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen gaat u als volgt te werk:
Laat de gashendel op de zender los zodat deze in de neutraalstand staat en laat het voertuig uitrollen tot stilstand

of gebruik de motorrem of de schijfrem.
Nadat het voertuig tot stilstand is gekomen, schakelt u de snelheidsrege-

laar uit door de aan-/uitschakelaar (A) ongeveer 1 seconde in te drukken
totdat de rode LED in de knop uitgaat.
Opgelet!
Raak de wielen of de aandrijving hierbij niet aan en beweeg in geen
geval de gashendel op de zender! Houd het voertuig niet aan de
wielen vast!
Motor, snelheidsregelaar en aandrijfaccu's worden tijdens het bedrijf erg warm! Raak deze onderdelen
daarom niet onmiddellijk aan na het rijden, kans op brandwonden!
Ontkoppel de beide aandrijfaccu's van de snelheidsregelaar. Maak de stekkeraansluitingen volledig los.

Pas dan mag de zender worden uitgeschakeld.

Afbeelding 5
149

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

25868362586837

Inhaltsverzeichnis