Hanteren van onderdelen – Ga uiterst voorzichtig om met de
implanteerbare onderdelen van dit systeem. Deze onderdelen kunnen door
te veel tractie of door gebruik van scherpe instrumenten beschadigd raken.
De geleidingsdraad niet buigen, knikken of uitrekken (met of zonder
■
ingebrachte mandrijn). De wolfraam mandrijn niet buigen of knikken.
■
Hecht niet rechtstreeks aan de geleidingsdraad of verlengkabel. Zet
de geleidingsdraad vast met behulp van de dop en de ring voor het
boorgat die door Medtronic zijn meegeleverd.
Pak de geleidingsdraad alleen vast met een atraumatisch
■
bajonetpincet.
■
Wees bij gebruik van scherpe instrumenten in de buurt van de
geleidingsdraad uitermate voorzichtig om beschadiging of insnijding
van de isolatie te voorkomen.
Overwegingen bij implantatie – Implanteer een onderdeel van het
systeem niet wanneer:
De verpakking doorboord of beschadigd is, of wanneer een
■
onderdeel zichtbaar beschadigd is.
■
De uiterste gebruiksdatum is verstreken, aangezien dat de steriliteit
van de verpakking nadelig kan beïnvloeden.
Medische omgeving
De meeste diagnostische routineprocedures zoals röntgendoorlichting en
röntgenfoto's hebben normaal gesproken geen invloed op de werking van
het systeem. Toch dienen de volgende voorzorgsmaatregelen te worden
genomen.
Effecten op andere medische apparaten – Het neurostimulatiesysteem
kan de werking van andere geïmplanteerde apparaten beïnvloeden
(bv. cardiale pacemakers en implanteerbare defibrillatoren). Mogelijke
effecten zijn problemen bij het waarnemen en onjuiste reacties van deze
apparaten. Als bij de patiënt gelijktijdig ook een implanteerbare pacemaker
en/of defibrillator werkzaam zijn, moet elk systeem zorgvuldig worden
geprogrammeerd zodat de patiënt van elk apparaat het maximale profijt
ondervindt.
Elektrocauterisatie – Elektrocauterisatie kan de uitgangsspanning van de
neurostimulator tijdelijk onderdrukken en/of de neurostimulator
herprogrammeren. Als elektrocauterisatie toch noodzakelijk is, moet
ervoor worden gezorgd dat het stroomtraject (aardingsplaat) op een zo
groot mogelijke afstand van de neurostimulator en de geleidingsdraad
loopt. Bipolaire cauterisatie wordt aanbevolen.
Externe defibrillatoren – De veiligheid van externe defibrillator-
ontladingen bij patiënten met een neurostimulatiesysteem is niet
vastgesteld. Externe defibrillatie zou een neurostimulator kunnen
beschadigen.
Indien externe defibrillatie noodzakelijk is en de situatie dit toestaat,
moeten onderstaande voorzorgsmaatregelen worden genomen om de
hoeveelheid stroom die door de neurostimulator, de geleidingsdraad en de
verlengkabel wordt geleid, te minimaliseren:
■
Plaats de defibrillatiepeddels zo ver mogelijk bij de neurostimulator
vandaan.
Plaats de defibrillatiepeddels loodrecht op het geïmplanteerde
■
neurostimulator/geleidingsdraad-systeem.
Technische handleiding
Nederlands 167