In deze handleiding worden de kwalifi caties van de hieronder vermelde personen voor de verschillende
taken benoemd:
INGENIEUR GASTECHNOLOGIE
Beschikt over een gespecialiseerde opleiding, vaardigheden, ervaring en kennis betreff ende relevante nor-
men en richtlijnen om werkzaamheden aan drukcontrolesystemen te kunnen uitvoeren en mogelijke risico's
te kunnen onderkennen. Ingenieurs gastechnologie worden speciaal opgeleid met betrekking tot het
respectieve productiebedrijf en zijn specifi eke normen en richtlijnen.
TECHNICUS
Beschikt over een gespecialiseerde opleiding, vaardigheden en ervaring van betreff ende relevante normen
en richtlijnen om werkzaamheden aan drukcontrolesystemen te kunnen uitvoeren en mogelijke risico's te
kunnen onderkennen.
2.4.2. ONBEVOEGDEN
WAARSCHUWING!
•
Levensgevaar voor onbevoegden door gevaren in het gevaren- en werkgebied!
•
Onbevoegde personen die niet aan de hier beschreven eisen voldoen, zijn niet op de hoogte van de
gevaren in het werkgebied. Daarom bestaat er gevaar voor ernstig of zelfs dodelijk letsel voor onbev-
oegden.
•
Onbevoegde personen uit de buurt van het gevaren- en werkbereik houden!
•
Bij twijfel personen aanspreken en hen uit het gevaren- en arbeidsbereik leiden!
•
De werkzaamheden onderbreken zolang onbevoegden zich in het gevaren- en arbeidsbereik bevinden!
2.4.3. INSTRUCTIE
De exploitant dient het personeel regelmatig te instrueren.
Voor een betere opvolging dient een opleidingsprotocol te worden opgesteld met de volgende minimale
inhoud:
•
Datum van de instructie
•
Naam van de geïnstrueerde
•
Inhoud van de instructie
•
Naam van de instructeur
•
Handtekeningen van de geïnstrueerden en de instructeur
2.5. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
De persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt om personen te beschermen tegen aantastingen
van de veiligheid en de gezondheid op het werk.
Het personeel moet tijdens de diverse werkzaamheden aan en met het apparaat persoonlijke beschermings-
middelen dragen, waarnaar in de afzonderlijke hoofdstukken van deze handleiding apart wordt verwezen.
BESCHERMEND ADEMHALINGSAPPARAAT, ONAFHANKELIJK VAN
DE OMGEVINGSLUCHT
Bescherming tegen schadelijke gassen, dampen, stof en soortgelijke stoff en.
Beschermende ademhalingsapparaten zoals ademluchttoestellen met gecompri-
meerde lucht moeten worden gebruikt wanneer een zuurstofgehalte van meer
dan 17% in de omgevingslucht niet kan worden gegarandeerd en/of een
overschrijding van de toelaatbare grenzen van schadelijke stoff en in de
omgevingslucht niet kan worden uitgesloten.
Beschermende ademhalingsapparaten die onafh ankelijk zijn van de
omgevingslucht mogen alleen worden gedragen door speciaal opgeleid
personeel.
BESCHERMEND ADEMHALINGSAPPARAAT, ONAFHANKELIJK VAN
DE OMGEVINGSLUCHT
Bescherming tegen schadelijke gassen, dampen, stof en soortgelijke stoff en.
Beschermende ademhalingsapparaten die afh ankelijk zijn van de omgevingslucht
moeten worden gebruikt als niet kan worden uitgesloten dat de toelaatbare
grenswaarden van schadelijke stoff en in de omgevingslucht zullen worden
overschreden. Beschermende ademhalingsapparaten die afh ankelijk zijn van de
omgevingslucht mogen alleen worden gebruikt bij een gegarandeerd
zuurstofgehalte in de lucht die men inademt van meer dan 17%.
157/294
NL