Nederlands
Acculader op het lichtnet
aansluiten
De netspanning en de werkspanning
moeten overeenkomen.
De netsteker (1) in de
N
contactdoos (2) steken
1
Na het aansluiten van de acculader op
het lichtnet vindt een automatische
zelftest plaats. Tijdens deze test brandt
LED (1) op de acculader gedurende
ca. 1 seconde groen, daarna rood en
gaat weer uit.
314
Accu opladen
Bij de aflevering is de accu niet geheel
geladen.
Wij adviseren, de accu voor de eerste
ingebruikneming volledig te laden.
2
De acculader op het lichtnet
1
N
aansluiten – de netspanning en de
werkspanning van de acculader
moeten met elkaar corresponderen
– zie "Acculader op het lichtnet
aansluiten"
De acculader alleen in afgesloten en
droge ruimten bij kamertemperaturen
van +5 °C tot +40 °C gebruiken.
Accu (1) tot aan de eerst merkbare
N
weerstand in de acculader (2)
schuiven – vervolgens tot aan de
aanslag hierin drukken
Na het aanbrengen van de accu brandt
de LED (3) op de acculader – zie "LED's
op de acculader".
De laadprocedure start zodra de
LED's (4) op de accu groen branden –
zie "LED's op de accu".
De laadtijd is afhankelijk van diverse
factoren, zoals de staat van de accu, de
omgevingstemperatuur, enz. en kan
daarom afwijken van de opgegeven
laadtijden – zie "Technische gegevens".
Tijdens de werkzaamheden loopt de
2
temperatuur van de accu in het apparaat
op. Als een warme accu in de acculader
wordt geplaatst, kan het nodig zijn de
accu voor het laden te laten afkoelen.
Het laden start pas als de accu is
afgekoeld. De laadtijd kan oplopen door
de tijd die nodig is voor het afkoelen.
Tijdens het laden worden de accu en de
acculader warm.
Acculader AL 300, AL 500
De acculader is uitgerust met een
ventilator voor de koeling van de accu.
De ventilator is tijdens het gebruik
hoorbaar.
3
4
HSA 66, HSA 86