aan de klemmen, de afdichtingen in de kabe-
lingangen correct zijn uitgevoerd.
• In overeenstemming met de machinericht-
lijn, indien de ventilator toegankelijk is voor
de gebruiker en er sprake is van een gezond-
heidsrisico, moeten de nodige beveiligingen
worden geïnstalleerd (zie S&P-catalogus).
• Controleer of de bewegende delen vrij kun-
nen bewegen.
• Controleer dat er geen overblijvende mon-
tagematerialen of vreemde voorwerpen kun-
nen worden opgezogen door de ventilator of
zich in de buurt of in de leidingen van de ven-
tilator bevinden.
• Controleer of alle steunen goed zijn bevestigd
en niet beschadigd.
• Bescherm het werkgebied en zet de motor
aan.
• Controleer of de draairichting van de propel-
ler en de luchtstroom correct zijn.
• Controleer dat er geen abnormale trillingen
worden waargenomen, dat het verbruik de
aangeduide waarden op het typeplaatje van
de ventilator niet overschrijdt.
• Controleer na twee uur bedrijf of de bevesti-
gingen nog steeds vastzitten.
•
Deze apparaat wordt geschikt geacht
voor toepassing in landen met een
warm en vochtig klimaat, zoals wordt
gespecifi ceerd in de norm IEC 60721-
2-1. Ook in andere landen mag hij toe-
gepast worden.
ELEKTROMOTOREN
Volg voor de elektrische aansluiting het aan-
sluitschema in de handleiding of de klemmen-
kast van de motor.
Voor installaties van rookafvoer bij brand,
gebruik het kabeltype CR1-C1 geschikt voor
hoge temperaturen. De kabel moet steeds be-
schermd zijn tegen uv-straling. Bescherm de
stroomkabels tegen mechanische schade aan
de motor.
Er mag geen enkel thermisch beschermtoestel
in het stroomcircuit in modus rookafvoer staan.
In ventilatiemodus moet de motor beschermd
worden door een thermisch magnetische be-
scherming.
De meeste ventilatoren van S&P worden geleverd
met wartels aangepast aan kabels die doorgaans
worden gebruikt in elektrische installaties. Als
de monteur echter een kabel gebruikt waarbij de
wartel moet worden vervangen, levert S&P geen
alternatief. De monteur is verantwoordelijk voor
de goede pasvorm van de kabel en de wartel met
de toepassing en in overeenstemming met de
richtlijnen van het land.
Zorg ervoor dat de thermische beveiligingen
zijn aangesloten en functioneren.
Zorg ervoor dat het systeem veilig is in geval
van stroomstoring van de ventilator. Zorg er-
voor dat er geen gevaar is voor oververhitting
van de onderdelen (elektrische baterijen,...).
Voorzie voorzorgsmaatregelen om de ventila-
tor te starten na een stroomstoring.
De motoren zijn uitgerust met levenslang ge-
smeerde lagers.
ONDERHOUD, REPARATIES
Het onderhoud en de reparaties van het pro-
duct moeten worden uitgevoerd door bevoeg-
de personen en volgens de lokale en inter-
nationale normen. Alvorens dit apparaat te
gebruiken, zorg ervoor dat dit is afgesloten
van het stroomnet, zelfs als het apparaat is
uitgeschakeld, en dat niemand het apparaat
kan aanzetten tijdens de interventie.
Het apparaat moet regelmatig worden ge-
controleerd. De frequentie hiervan moet zijn
gebaseerd op de arbeidsomstandigheden om
vuilophoping in de propeller, turbines, motores
en roosters te voorkomen, wat kan leiden tot
risico's en de levensduur ervan aanzienlijk kan
verminderen.
De verifi catieprocedure moet gebeuren in
functie van de gebruiksvoorwaarden.
Bij alle onderhouds- en reparatiewerken moe-
ten de geldende veiligheidsnormen van elk
land in acht worden genomen. Bij de schoon-
maak moet heel voorzichtig te werk worden
gegaan om de propeller of turbine niet uit ba-
lans te brengen.
Besteed aandacht aan de geluiden, trillingen
of ongewone temperaturen. Indien een pro-
bleem wordt gedetecteerd, moet de ventilator
onmiddellijk worden gestopt om de oorzaak te
achterhalen.
De staat van de propellers of turbines moet re-
gelmatig worden gecontroleerd om het risico
op onbalans en trillingen te vermijden.
RESERVEONDERDELEN
Start niet voordat u de veiligheidsprocedure
hebt gelezen, begrepen en correct hebt uitge-
voerd.
NL
27