Spartherm R1V51 Aufbauanleitung Seite 155

dat tussen de deurlijst en de schoorsteenmantel, resp. het monta-
geframe, een minimale afstand vereist is van 6 mm om de deur van
de inbouwhaard indien nodig (bijv. bij vervanging van het glas) te
kunnen demonteren.
5.8. VERBINDINGSSTUK
De aansluiting voor het verbindingsstuk bevindt zich op de ver-
brandingsgaskoepel van de inbouwhaard. De aansluiting aan de
schoorsteen dient zo direct mogelijk plaats te vinden en kan zowel
verticaal als horizontaal worden uitgevoerd. De aansluiting aan de
schoorsteen dient met een ingemetselde wandvoering resp. volgens
de aanwijzingen van de schoorsteenfabrikant plaats te vinden. Het
verbindingsstuk moet worden gemaakt van voorgevormde chamot-
te-elementen voor huisschoorstenen of staalbuizen van minimaal
2 mm dikke staalplaat volgens DIN 1623, DIN 1298, DIN EN 1856
en bijpassende voorgevormde elementen.
Afvoerpijpen in de bekleding van de open haard moeten zijn om-
manteld met minimaal 3 cm dikke vormvaste, niet brandbare steen-
wolmatten van klasse A1 volgens DIN 4102 Deel 1, met een toe-
passingsgrenstemperatuur van minstens 750 °C bij keuring volgens
DIN 52271 en een bindmiddel van niet meer dan 1,2 %; in plaats
van 3 cm moet als maat 6 cm in acht worden genomen, wanneer
de bekleding van de verbrandingsgas-collector bestaat uit metaal.
Dit geldt niet wanneer het verbindingsstuk is bestemd voor convec-
tieve verwarming van binnenlucht.
OPMERKING:
Eisen aan het verbindingsstuk volgens DIN 18160 Deel 2.
5.9. WARMTE-AFGIFTE
Omdat met onze inbouwhaarden verschillende bouwwijzen mogelijk
zijn van haardsystemen, is een exacte planning van het haardsy-
steem door een vakbedrijf onmisbaar. Voldoende afgifte van warmte
moet zijn gegarandeerd. Dit kan worden gerealiseerd via convectie-
luchtleidingen in de bekleding of via warmte afgevende bekleding-
scomponenten.
5.9.1. HETELUCHTSYSTEMEN
Bij haardsystemen die regulier de warmte via convectie (hetelucht-
kachels, warmtehaarden etc.) afvoeren, moeten de volgende punten
(zie handleiding punt 5.8) in acht worden genomen:
- De doorsnee voor de luchttoevoeropening en voor de luchtaf-
voeropening moet telkens minstens 800 cm
- Minstens 200 cm 2 van de luchttoevoer- en 200 cm
luchtafvoeropening mogen niet afsluitbaar zijn.
- Bij toepassing van convectieluchtmantels moeten alle vier de
aansluitingspunten worden gebruikt.
- De luchtleidingen moeten bestaan uit niet-brandbare vormvaste
bouwmaterialen.
- In een gebied van 30 cm naast en 30 cm boven de warmte-
afvoerroosters mogen zich geen brandbare bouwmaterialen
en voorwerpen, bijv. houten plafonds, en geen inbouwmeubels
bevinden.
NL 13
NL
2 bedragen.
2 van de