3
Maak de foto nadat de belichting
is ingesteld.
• Controleer de belichtingswaarde op de
EV-schaalverdeling.
Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
De pijl b B verschijnt als de ingestelde
belichting buiten het bereik van de EV-
schaalverdeling ligt. De pijl begint te
knipperen als het verschil toeneemt.
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie voor handmatige belichtingsinstelling.
• Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling
[AUTO] ingesteld op [100]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet
beschikbaar. Stel indien nodig de ISO-gevoeligheid in (blz. 91).
• Zet de flitsfunctie op
De diafragmawaarde bepaalt echter het flitserbereik. Controleer het bereik van de
flitser (blz. 85) als u de flitser voor een opname gebruikt.
64
NL
(Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser (blz. 83).
Standaardwaarde