Kneusintensiteit
4.2
De kneusintensiteit kan worden ingesteld met behulp van de
regelklep (fig. 10) in de kneuzer, het rotortoerental en de positie van
kneuzer.
- Stel de regelklep af.
Stand A geeft de hoogste kneusintensiteit, stand B de laagste. Er
zijn vijf tussenstanden mogelijk.
Indien de instelling van de regelklep in de kneuzer onvoldoende
mogelijkheden biedt om het gewas door te laten, kan de positie van
de kneusrotor versteld worden. Dit wordt in bijlage B verder
omschreven.
Bodemdruk
4.3
De bodemdruk van de SPLENDIMO 320 FC maaier wordt met een
mechanisch bodemdrukontlastingssysteem, met behulp van een
verenpakket bepaald.
Wanneer de maaibalk tijdens het werk de neiging heeft te gaan
zweven en de bodem niet goed volgt, moet de bodemdrukontlasting
lager worden afgesteld.
- Stel de bodemdruk in met de aanslagpen (fig. 11). Het bovenste
gat geeft de laagste bodemdruk, het onderste gat de hoogste
bodemdruk.
Zwadbreedte
4.4
Bij de SPLENDIMO 320 FC maaier is de zwadbreedte instelbaar
van 1,4 tot 3,2 m.
- Verstel het zwadbord met de verstelinrichting (fig. 12) tot de
gewenste opening is verkregen. Vergrendel daarna de
verstelinrichting.
NL-12
B
A
10
11
12