Apparaat inschakelen
1. Steek eerst de stekker in de
aansluiting aan de achterzijde van het
apparaat. Controleer of de stekker
goed is aangesloten.
2. Steek dan het andere uiteinde van de
kabel in het stopcontact.
Het apparaat is nu ingeschakeld en er
klinkt een alarmsignaal.
Om het alarmsignaal uit te schakelen,
drukt u de lock/alarm off-toets in.
De indicatie alarm verdwijnt zodra het
apparaat de ingestelde temperatuur
heeft bereikt.
De vooringestelde temperaturen worden
na meerdere uren bereikt. Leg pas
daarna levensmiddelen in het apparaat.
De fabriek adviseert de volgende
temperaturen:
Diepvriescompartiment: –18 °C
■
hyperFresh-compartiment: 0 °C tot
■
2 °C
Koelcompartiment: +4 °C
■
Opmerkingen bij/voor het
gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
NoFrost systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
Als de deur na het sluiten niet direct
■
weer geopend kan worden, dient u
even te wachten tot de ontstane
onderdruk is opgeheven.
De voorzijden en zijwanden van de
■
behuizing worden deels licht
verwarmd.Dit voorkomt vorming van
condenswater.
Instellen van
de temperatuur
Afb. $
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +2 °C
tot +8 °C.
1. Keuzetoets 10 net zo lang indrukken
tot de indicatie koelruimte 1
geactiveerd is.
2. Toetsen „+/–" 11 net zo vaak
indrukken tot de gewenste
temperatuur wordt aangegeven.
Gevoelige levensmiddelen niet warmer
dan bij +4 °C bewaren.
hyperFresh-compartiment
De temperatuur is instelbaar van –1 °C
tot 3 °C.
1. Keuzetoets 10 net zo lang indrukken
tot de indicatie hyperFresh 4 is
geactiveerd.
2. Toetsen +/- net zo vaak indrukken tot
de gewenste temperatuur wordt
aangegeven.
Vriescompartiment
De temperatuur is instelbaar van -16 °C
tot -24 °C.
1. Selecteer het vriescompartiment met
de compartment-toets.
2. Druk de toetsen +/- net zo vaak in tot
de gewenste temperatuur wordt
aangegeven.
nl
69