GEBRUIKSAANWIJZING
Regeling van de zijwaartse hellingshoek (4, Afb. AA) van
de borstels
8.
Draai aan beide kanten van de machine de schroeven
(7 en 8, Afb. AA) los en regel de zijwaartse hellingshoek
(4). Als de afstelling is uitgevoerd, de schroeven (7) en
(8) vastdraaien.
9.
Voer punt 1 opnieuw uit.
Afstelling van de zijwaartse positie van de borstels
10.
Dit afstellen is nuttig om de zijwaartse positie van de
borstels te optimaliseren ten opzichte van de
aanzuigmond (10, Afb. G).
11.
Schroef (10) voor de afstelling de moeren(9, Afb. AA)
los, waardoor de zijwaartse positie van de borstel
varieert.
OPMERKING
Als de borstels door overmatige slijtage niet
meer kunnen worden afgesteld, moeten de
borstels zoals in het betreffende deel worden
vervangen.
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels
leverbaar. Deze procedure is van toepassing
op alle soorten borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te dragen
als u de zijborstels vervangt omdat er scherpe
deeltjes tussen de haren van de borstels
kunnen blijven hangen.
1.
Breng de borstels omhoog en schakel de parkeerrem
(7, Afb. E) in.
2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot
het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te
verwijderen.
3.
Verwijder de hoofdschroef (1, Afb. AC) en de te
vervangen borstel (2). Haal de spie terug.
4.
Verwijder de schroeven (3, Afb. AC) en de flens (4) van
de verwijderde borstel.
5.
Monteer de flens (4, Afb. AC) en bevestig deze met de
schroeven (3) op de nieuwe te installeren borstel.
6.
Installeer de nieuwe borstel (2, Afb. AC) met de spie en
draai de hoofdschroef (1) aan.
7.
Controleer de hoogteafstelling van de nieuwe borstel,
de procedure hiervoor wordt in het betreffende deel
beschreven.
26
Downloaded from
www.Manualslib.com
manuals search engine
CONTROLE VAN DE PARKEERREM
1.
Trek de hendel (7, Afb. E) van de parkeerrem aan en
controleer de juiste werking ervan. Controleer
bovendien of de rem hetzelfde werkt op beide
voorwielen.
Stel de parkeerrem indien nodig af zoals aangegeven in
de Werkplaatshandleiding.
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE
DIESELMOTOR
1.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als
de hoeveelheid afval minimaal is.
2.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond
en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
3.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen
volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
4.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot
het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te
verwijderen.
5.
Open de klep links (4, Afb. G) door de stoppen (5) los te
halen met de meegeleverde sleutel.
6.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen
afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in
de openingen (11) doen.
7.
Ga te werk zoals beschreven in het betreffende deel om
de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (17
en 21, Afb. F) te legen.
8.
Verwijder de schroef (23, Afb. F) en open de linkertank
(21) naar buiten toe.
LET OP!
Open de tanks (17 en 21, Afb. F) alleen naar
buiten toe na ze te hebben geleegd: elke tank
bevat circa 120 kg water.
9.
Controleer het oliepeil van de dieselmotor zoals
beschreven in de betreffende handleiding.
10.
Vul eventueel olie bij en ga daarbij te werk zoals
beschreven in de handleiding van de dieselmotor.
11.
Voer de punten 3, 4, 5, 6 en 8 in omgekeerde volgorde
uit.
12.
Ga te werk zoals beschreven in de paragraaf Voor het
starten om indien nodig de watertanks van de installatie
voor stofbestrijding bij te vullen.
33015501(2)2006-10 A