nl
7.3
Aansluiting op stadswaterleiding
7.4
Hydraulische aansluiting
80
Installatie
LET OP
De toevoer van de stadswaterleiding (Fig. 3, pos. 4) wordt seriematig aan de rechter-
zijde van de breektank geïnstalleerd. Voor een gemakkelijke en eenvoudige installa-
tie kan deze ook naar de linkerzijde worden verplaatst.
Als dit wordt uitgevoerd mag het product niet elektrisch of hydraulisch zijn aange-
sloten.
GEVAAR
Lichamelijke letsels!
De geldende regels voor ongevallenpreventie moeten in acht worden genomen.
ƒ
Schroef de 4 schroeven los en verwijder de voorplaat zoals afgebeeld op Fig. 5.
ƒ
Verwijder de klem zoals aangegeven (Fig. 6) en duw het klephuis naar de achterzijde
(Fig. 3, pos. 12). Zorg ervoor dat de afdichtpakking van de klep niet kwijtraakt.
ƒ
Schroef (Fig. 7) de bovenste module van de installatie los om de volledige breektank
los te maken en haal deze weg.
ƒ
Schroef (Fig. 8) de afdekking van de breektank los en haal deze weg.
ƒ
Demonteer de vlotterkraan (Fig. 9) en installeer deze aan de andere kant.
ƒ
Herhaal de stappen in omgekeerde volgorde om de installatie weer te monteren.
VOORZICHTIG
De breektank kan maximaal 11 liter leidingwater bevatten. Voer de benodigde werk-
zaamheden uit om de tank tijdens deze handelingen leeg te maken.
Instructies voor wandmontage:
ƒ
Teken de boorgaten op de wand af, zoals afgebeeld (Fig. 10).
ƒ
Gebruik de meegeleverde schroefankers als deze geschikt zijn voor het materiaal van
de wand.
ƒ
Gebruik 3 schroeven van Ø 8 mm en draai deze niet helemaal vast. Als onderlegschij-
ven worden gebruikt, moet deze diameter van 16 mm of kleiner hebben.
ƒ
Monteer het systeem op de schroeven via de langwerpige gaten aan de achterzijde
(Fig. 11) stel ze af en draai ze vervolgens met een schroevendraaier via de voorzijde
vast (draaimoment max. 5 Nm).
VOORZICHTIG
Het product moet perfect waterpas staan om goed te kunnen werken. Controleer
met een waterpas of gelijkwaardig stuk gereedschap of het product horizontaal
staat.
VOORZICHTIG
Gevaren als gevolg van uitval!
Niet-conforme aanvoer- en aftapkoppelingen veroorzaken storingen in de installa-
tie. De flexibele aan- en afvoerslangen mogen na montage in geen geval worden ge-
blokkeerd of geknikt. De buigstraal van de afvoerleiding moet groter zijn dan 60 mm.
Sluit het systeem aan zoals hieronder beschreven, nadat het systeem op de muur is be-
vestigd:
ƒ
De regenwateraanzuigleiding (G1") (Fig. 3 – 4, pos. 8) naar het regenwaterreservoir.
De leiding moet een diameter hebben van 25 mm. Bij de maximale zuighoogte van
de pomp dient rekening te worden gehouden met de verlieshoogten.
ƒ
De afvoerleiding (G1") voor de aanvoer van regenwater (Fig. 4, pos. 7).
ƒ
De stadswaterleiding (G3/4") (Fig. 3 – 4, pos. 4).
ƒ
De overloopleiding (Ø 19) (Fig. 3 – 4, pos. 9).
ƒ
De regenwatervulpeilsensor (Fig. 4, pos. 5), afzonderlijk verpakt, moet in het regen-
waterreservoir worden geplaatst als afgebeeld in Fig. 4, en de kabel moet via een ka-
WILO SE 2020-02