Ongemak
BOUGIESYSTEEM VAN DE MOTOR
Het controlelampje voor de bougies gaat
niet branden als de contactschakelaar is
geactiveerd.
Het controlelampje voor de bougies blijft
branden als de contactschakelaar is
geactiveerd.
Voorstartsysteem bij lage temperaturen
VERLICHTINGSSYSTEEM
De positielichten gaan niet branden.
De dimlichten gaan niet branden
Bij gematigde omgevingstemperaturen moet het controlelampje voor de bougies enkele seconden
branden. Het controlelampje is mogelijk losgekoppeld in het dashboard.
Het controlelampje gaat niet branden, noch tijdens de controle, noch tijdens het toepassen van een
plusvoeding op de referentiepen van het display.
Er is geen spanning aanwezig op deze pen.
Controleer de integriteit van het uitgangssignaal van het controlelampje van de regeleenheid. Bij
het resetten van de contactschakelaar wordt het controlelampje altijd enkele seconden fel zodat de
integriteit kan worden gecontroleerd.
Het signaal is ongeveer 5 - 8 seconden aanwezig bij een omgevingstemperatuur van ongeveer 20 °C.
Het signaal is nooit aanwezig, ook niet in het uitgangssignaal vanaf de regeleenheid.
Zekering F13 is intact.
Het potentiaal van de massa is niet aanwezig op de regeleenheid.
Het massapotentiaal is juist aangesloten.
Lage omgevingstemperatuur of fout in het uitgangssignaal in het lampje van de regeleenheid van de
bougies.
De inschakeltijd van de bougies is meer dan 180 seconden.
In koude klimaten heeft de motor meer moeite met starten en wordt het motortoerental niet afgesteld
zolang de motor koud is.
Op pen 99/2 is spanning aanwezig.
Op pen 99/2 is geen spanning aanwezig.
De bobine van relais K20 is intact.
Het negatieve referentiesignaal op pen 99/3 is niet aanwezig, waardoor het referentiesignaal de
bekrachtiging van relais K20 forceert.
Het negatieve referentiesignaal op pen 99/3 is aanwezig, maar relais K20 wordt niet bekrachtigd.
Zekering F13 is intact.
Het negatieve referentiesignaal op pen 99/3 is aanwezig, relais K20 wordt bekrachtigd, maar het
uitgangssignaal naar de magneetklep wordt niet verstuurd.
Contactschakelaar uitgeschakeld.
De contactschakelaar is ingeschakeld (zwaailamp ingeschakeld) en de stuurbediening is geactiveerd,
maar de lichten gaan niet branden.
Zekering F29 is intact.
De stuurbediening is correct aangesloten en de stuurbediening voert de bedieningen correct uit.
Relais K17 gaat niet open, maar het activeringssignaal van de stuurbediening is aanwezig op pen 86.
Er wordt geen bedieningssignaal voor de lichten door de stuurbediening verstuurd.
Relais K17 gaat open en op pen 87 is spanning aanwezig.
De kentekenverlichting brandt, maar het controlelampje voor de positielichten op het dashboard is uit.
Motor niet ingeschakeld.
De motor is gestart, de positielichten branden en de bediening voor de stuurbediening is geactiveerd,
maar de dimlichten gaan niet aan.
Relais K19 ontvangt geen positieve activering (gemeten op pen 23/7).
Relais K19 ontvangt geen positieve activering (gemeten op pen 15/8).
Op pen 86 van relais K19 is de positieve activering van de stuurbediening aanwezig.
Relais K19 ontvangt het potentiaal van het circuit, maar gaat niet open.
Relais K19 ontvangt het negatieve potentiaal niet van het circuit.
Relais K19 werkt correct.
RS 1301
GEBRUIKSAANWIJZING
Waarschijnlijke oorzaak
33018310(3)2010-01 A
NEDERLANDS
55