NEDERLANDS
REINIGING VAN DE SPUITMONDEN EN DE FILTERS VAN DE INSTALLATIE VOOR
STOFBESTRIJDING
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Reiniging van de spuitmonden en de fi lters op de zijborstels
3.
Draai de bevestigingsringen los (1, Afb. AB).
4.
De spuitmonden (2, Afb. AB) en de fi lters (3) eruit halen en eventueel vuil met een straal perslucht reinigen. Verwijder
eventuele kalkaanslag. Indien nodig de fi lters (3) vervangen.
5.
Monteer de fi lters en de spuitmonden opnieuw en zet ze vast met de bevestigingsringen.
Reiniging van de spuitmonden en de fi lters in de aanzuigmond
6.
Verwijder de sluiting (1, Afb. N) en verwijder de fl ap (3) van de aanzuigmond door hem los te halen uit de scharnieren (4).
7.
Schroef met een pijpsleutel van 14 mm (0,55 in) (1, Afb. AC) aan beide kanten van de aanzuigslang de spuitmonden (2) los en
verwijder de fi lters (3) (controleer de werkelijke positie van de spuitmonden).
8.
Eventueel vuil op de spuitmonden (2, Afb. AC) en de fi lters (3) met een straal perslucht reinigen. Verwijder eventuele
kalkaanslag. Indien nodig de fi lters (3) vervangen.
9.
Monteer de fi lters en de spuitmonden in de omgekeerde volgorde van de demontage.
Reiniging van de spuitmonden en de fi lters in de aanzuigslang van de mond naar de afvalconatiner
10.
De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
11.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de parkeerrem (13, Afb. E) aan.
12.
De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
13.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
14.
Blokkeer het per ongeluk dalen van de afvalcontainer door de twee blokkeerstangen (3, Afb. F) in te voegen. Ga te werk zoals
beschreven in de betreffende paragraaf.
15.
Als u aan de binnenkant van de aanzuigslang (6, Afb. F) werkt, met een pijpsleutel van 14 mm (0,55 in) de spuitmond (1, Afb.
AD) losschroeven en de fi lter (2) verwijderen (controleer de werkelijke positie van de spuitmond).
16.
Eventueel vuil op de spuitmond (1, Afb. AD) en de fi lter (2) met een straal perslucht reinigen. Verwijder eventuele kalkaanslag.
Indien nodig de fi lter (2) vervangen.
17.
Monteer de fi lter en de spuitmond in de omgekeerde volgorde van de demontage.
18.
Maak de blokkeerstangen van de opgehesen afvalcontainer (6, Afb. G) los en laat de afvalcontainer (3, Afb. F) zakken (zie de
procedure in de betreffende delen).
Reiniging van de spuitmond en de fi lter in de aanzuigslang aan de achterkant (optioneel)
19.
Maak het bandje (1, Afb. AE) los en scheid de vaste aanzuigslang aan de achterkant (2) van de fl exibele slang (3).
20.
Als u aan de binnenkant van de vaste slang (2, Afb. AE) werkt, met een pijpsleutel van 14 mm (0,55 in) de spuitmond (4)
losschroeven en de fi lter (5) verwijderen (controleer de werkelijke positie van de spuitmond).
21.
Eventueel vuil op de spuitmond (4, Afb. AD) en de fi lter (5) met een straal perslucht reinigen. Verwijder eventuele kalkaanslag.
Indien nodig de fi lter (5) vervangen.
22.
Monteer de fi lter en de spuitmond in de omgekeerde volgorde van de demontage.
23.
Monteer de fl exibele slang (3, Afb. AE) op de vaste aanzuigslang aan de achterkant (2) en maak ze vast met het bandje (1).
40
GEBRUIKSAANWIJZING
33018310(3)2010-01 A
RS 1301