De rubber uitlaatspiegeldoorvoer TRCxxR, xx staat voor de diameter
van resp. 40, 45, 50, 60, 75 en 90 mm, heeft een slangverbinding no-
dig voor het monteren van de uitlaatslang.
De maximale wanddikte van de spiegel, ter plaatse waar de spiegel-
doorvoer gemonteerd is, mag bij dit type 40 mm bedragen, uitge-
zonderd de TRC7590R. Bij dit type is de maximaal toegestane wand-
dikte 20 mm.
Op de kunststof uitlaatspiegeldoorvoer TRCxxPV, xx staat voor de
diameter van resp. 40, 45, 50, 60, 75 en 90 mm, kan de uitlaatslang
direct worden gemonteerd.
De maximale wanddikte van de spiegel, ter plaatse waar de spiegel-
doorvoer gemonteerd is, mag bij type TRCxxPV en TRCxxSV 35 mm
bedragen.
2.3
Uitlaatleiding
Om een goede afvoer van het in de uitlaatleiding geïnjecteerde
koelwater te verzekeren dient de uitlaatleiding, vanaf het waterin-
jectiepunt tot aan de uitlaatdemper, over de volledige lengte op af-
schot te worden geïnstalleerd.
De uitlaatleiding bevat tijdens bedrijf water. Het gewicht neemt
hierdoor aanzienlijk toe, ondersteun daarom de uitlaatleiding.
De uitlaatleiding van waterlock naar spiegeldoorvoer moet zo wor-
den geïnstalleerd dat:
- Het hoogste punt in de uitlaatleiding zich niet meer dan
150 cm boven de onderzijde van de waterlock bevindt.
- De lengte van dat deel uitlaatleiding, tussen de waterlock en het
hoogste punt, niet meer dan 300 cm bedraagt.
2.4
Slangaansluitingen
Om de slangen optimaal op de waterlock te kunnen aansluiten
zijn bij type LSG en LSS beide slangaansluitingen, en is bij type
WLOCKL40/45/50R de ingaande slangaansluiting 360° draaibaar.
LSSA en WLOCKL40R/45R/50R:
Draai de slangklemmen los alvorens de slangaansluitingen te ver-
draaien!
Schroef de slangaansluitingen weer vast met een aanhaalmoment
van 5 - 6 Nm.
5 - 6 Nm
(0.5 - 0.6 kgm,
3.68 - 4.42 ft.lbf )
LSG:
Draai de bouten los alvorens de slangaansluitingen te verdraaien!
Schroef de slangaansluitingen weer vast met een aanhaalmoment
van 0,4 Nm.
0.4 Nm
(0.04 kgm,
0.30 ft.lbf )
Exhaust systems 30-90 mm
- Gebruik uitsluitend water en/of zeep, dus geen vet- of oliehouden-
de producten, om het monteren van de slang op de slangaanslui-
tingen te vereenvoudigen.
- Monteer elke slangverbinding met 2 roestvaststalen - 12 mm bre-
de slangklemmen.
2.5
Zender voor temperatuuralarm
Een zender voor een temperatuuralarm kan in de uitlaatleiding van
de motor worden gemonteerd.
2.6
Waterlock type LSG
Een zender voor temperatuuralarm kan tevens in de aansluiting van
de waterlock worden gemonteerd. De 'IN'-aansluiting van de water-
lock is voorzien van twee ronde vlakken. Deze vlakken zijn bestemd
voor montage van een temperatuurzender. Boor in één van deze
vlakken een gat van de juiste grootte. Monteer de zender met een
borgmoer en zorg ervoor dat na montage van de zender de water-
lock weer volledig vloeistof- en gasdicht is.
3
Installatievoorbeelden
Afgebeeld op blz.
16
zijn uitlaatsystemen met een uitlaatdemper,
type LP/LSG/LSL/LSS, een geluiddemper type MP, een zwanenhals
type LT en een uitlaatspiegeldoorvoer.
De inloop van achteropkomend water wordt vrijwel volledig voorko-
men door het extra hoogteverschil in de zwanenhals.
Na het stoppen van de motor zal het water dat zich nog in de uitlaat-
leiding bevindt (tussen hoogste punt uitlaatsysteem en uitlaatdem-
per) teruglopen naar de uitlaatdemper.
Om deze hoeveelheid teruglopend water zoveel mogelijk te beper-
ken, dient de zwanenhals, indien mogelijk, direct boven de waterlock
te worden opgesteld. Zie tek. 1 en 3.
Indien de zwanenhals direct op de spiegeldoorvoer wordt gemon-
teerd, tek. 2 en 4, dient met de maximale lengte van de uitlaatlei-
ding, tussen de waterlock en het hoogste punt, rekening te worden
gehouden.
3.1
Voorkomen van hevelen (tekening 3 & 4)
Indien het waterinjectiepunt 'C' zich onder of minder dan 15 cm bo-
ven de waterlijn bevindt (ook als het schip onder een helling vaart)
bestaat het gevaar dat bij stilstand van de motor het koelwater door
de hevelwerking in de motor kan komen. Dit hevelen kan op twee
manieren worden voorkomen:
1 Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectie-
punt 'C' een beluchting te maken, bijvoorbeeld door een beluch-
ter met beluchtingsleiding te plaatsen.
2 Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectie-
punt 'C' een beluchter (met klep) aan te brengen.
4
Onderhoud
- Controleer regelmatig alle slangverbindingen op gas- en water-
dichtheid.
- Tap alvorens het schip in de winterberging ingaat de waterlock af.
De waterlock is voorzien van twee aftappluggen.
Waterlock type LSG
Controleer minimaal eenmaal per jaar of de terugslagklep naar be-
horen functioneert.
NEDERLANDS
3
030412.05