5.1) Eindtest
Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld
contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase in de eind-
test vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit de desbe-
treffende handleidingen met aanwijzingen gevolgd moeten worden. Voor
de eindtest van TEN dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren:
1. Controleer dat alle voorschriften vervat in hoofdstuk 1 "Aanbevelin-
gen" nauwkeurig in acht genomen worden.
2. Ontgrendel de deur door de ontgrendelingsgreep van elke motor
tegen de wijzers van de klok in te draaien (afbeelding 48); controleer
of het mogelijk is de deur zowel in openings- als sluitrichting handma-
tig te verplaatsen met een kracht van niet meer dan 225N waarbij u
dit doet op het punt dat voor de handmatige manoeuvre bestemd is.
3. Vergrendel de motoren aan de deur door de ontgrendelingsgreep
met de wijzers van de klok mee te draaien (afbeelding 49)
4. Voer met behulp van de bedienings-of uitschakelingsorganen (sleu-
telschakelaar, bedieningstoetsen of radiozenders), tests voor het
doen sluiten, openen en stoppen van de deur uit en verifieer of de
manoeuvre uitgevoerd wordt zoals dat voorzien is.
5. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de
deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten
zijn, of bijzondere wrijvingspunten.
5.2) Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eind-
test van TEN en de andere aanwezige inrichtingen met succes zijn
afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of inbedrijfstelling in "tijdelij-
ke" situaties is niet toegestaan.
1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar dat
tenminste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtstekening
van de automatisering, het elektrisch bedradingsschema, een ana-
lyse van de risico's en de toegepaste oplossing daarvoor, de con-
formiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor alle gebruikte inrich-
tingen (gebruik voor TEN de bijgevoegde EG-Verklaring van over-
eenstemming); kopie van de gebruiksaanwijzingen en het onder-
houdsplan van de automatisering.
2. Breng een plaatje op de deur aan met daarop tenminste de vol-
gende gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabri-
kant (verantwoordelijk voor de "inbedrijfstelling"), serienummer,
bouwjaar en "CE"-keurmerk.
3. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan waar-
op de handelingen zijn aangegeven voor het ontgrendelen en
handmatig bewegen van de deur
4. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan met
daarop deze afbeelding (minimale hoogte 60 mm). (afbeelding 30)
5. Stel de verklaring van overeenstemming voor de automatisering op
en geef ze aan de eigenaar van de automatisering.
6. Maak de handleiding "Aanwijzingen en aanbevelingen voor het
6) Onderhoud en afvalverwerking
In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van TEN.
6.1) Onderhoud
Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang
mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is
regelmatig onderhoud vereist.
!
Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige
inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze
handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke voor-
schriften en regelgeving.
Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de TEN behoren de aan-
wijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor op.
6. Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de installatie
(fotocellen, contactlijsten, noodstop, etc.) goed werken; met name of
het ledlampje OK op de besturingseenheid telkens wanneer een van
deze inrichtingen in werking treedt, 2 maal snel knippert ter bevesti-
ging van het feit dat de besturingseenheid de gebeurtenis herkent.
7. Om te controleren of de fotocellen goed werken en met name of er
geen interferenties met andere inrichtingen zijn, voert u een 30 cm
lange cilinder met een diameter van 5 cm op de optische as, eerst
dichtbij de TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden
van die twee. Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in werking
treedt en van de actieve status op de alarmstatus overgaat, en
omgekeerd. Tenslotte controleert u of dat de voorziene reactie in de
besturingseenheid oproept, bijvoorbeeld of bij de sluitmanoeuvre
deze niet wordt uitgevoerd.
8. Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de vleugel
opgeheven zijn door middel van beperking van de stootkracht, dient
u deze kracht te meten volgens de voorschriften van de norm EN
12445. Als afstelling van de "Snelheid" en de aansturing van het
"Motorkracht" gebruikt worden als hulpmiddel voor het systeem om
de stootkracht terug te brengen, probeer dan die instelling te vinden,
welke de beste resultaten oplevert.
gebruik van de automatisering" en geef die aan de eigenaar van
de automatisering.
7. Stel een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het
onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) op en geef
dit aan de eigenaar van de automatisering.
8. Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eige-
naar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met aan-
wijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatise-
ring) over de nog aanwezige gevaren en risico's..
30
1. Voor TEN is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt vereist die op
zijn minst binnen 6 maanden of 4.000 manoeuvres na de vorige
onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden:
2. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los.
3. Controleer alle materialen waaruit de automatisering bestaat op kwaliteits-
vermindering en let daarbij vooral op aantasting of roestvorming van de
structurele delen; vervang die delen welke onvoldoende garantie bieden.
4. Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: teles-
cooparmen, kabels van de tegengewichten en alle delen van de
vleugel; vervang de versleten onderdelen.
5. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en voer alle test en
controles uit zoals die in paragraaf "5.1 Eindtest" voorzien zijn.
NL
183