Kennismaking met het
apparaat
A.u.b. vóór het lezen de laatste bladzijde
met afbeeldingen openvouwen. Deze
gebruiksaanwijzing is op meer dan één
type van toepassing.
Afwijkingen in de afbeeldingen zijn
hierdoor niet uitgesloten.
Een voorbeeld van
de inrichting
Afb. 5
1
Be en ontluchtingsopeningen*
2
Temperatuurkiezer/
binnenverlichting
3
Lichtschakelaar
4
Legplateaus/
roosters in de koelruimte
5
Groentelade
6
Voorraadvak voor tubes en blikjes
7
Vak voor grote flessen
A Vriesvak*
B Koelruimte
*alleen bij apparaten met vriesvak
Let op de omgevings
temperatuur en de
beluchting
Afhankelijk van de klimaatklasse"
(zie het typeplaatje) kan het apparaat bij
de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden:
Het typeplaatje bevindt zich links
onderaan in het apparaat
klimaatklasse
toegestane
kamertemperatuur
+10 °C tot 32 °C
SN
+16 °C tot 32 °C
N
+18 °C tot 38 °C
ST
+18 °C tot 43 °C
T
Als de omgevingstemperatuur tot onder
de toelaatbare temperatuurgrens daalt,
dan kan het in de diepvriesruimte te warm
worden. In het ongunstigste geval kunnen
de diepvrieswaren ontdooien.
Apparaten met een
omgevingstemperatuur schakelaar
kunnen na het inschakelen bij een
omgevingstemperatuur van +16 °C tot
+10 °C gebruikt worden.
Om in te schakelen: de schakelaar
afb. 6/A indrukken
markering 0" is
niet meer zichtbaar. In het apparaat
blijft de binnenverlichting met
verminderde helderheid branden. Als
de omgevingstemperatuur boven
+16 °C stijgt, de schakelaar weer
uitschakelen.
nl
75