van de draadhouder niet in aanraking komt met het
terrein en de snijlijn zich op het gewenste punt be-
vindt, waarbij de snij-inrichting altijd ver van de ge-
bruiker gehouden wordt.
c) Maaien vlakbij omheiningen / funderingen
(Afb. 15)
Nader met de draadhouder langzaam de omheining,
paaltjes, stenen, muren, enz. zonder kracht toe te
passen.
Wanneer de draad een omvangrijke hindernis raakt
kan hij breken of verslijten; wanneer hij blijft steken in
een omheining, kan hij bruusk afknakken.
In elk geval kan het snijden rond trottoirs, funderin-
gen, muren, enz. een overmatige slijtage van de draad
veroorzaken.
d) Maaien rond bomen (Afb. 16)
Loop rond de boom van links naar rechts en nader
de stam langzaam om er niet met de draad tegen te
komen; hou de draadhouder een beetje naar voren.
Hou er rekening mee dat de nylondraad kleine hees-
ters kan doorsnijden of beschadigen en dat het con-
tact tussen de nylondraad en de stam van heesters
of bomen met een zachte schors de plant ernstig kan
beschadigen.
e) Regeling van de draadlengte tijdens het werk
(Afb. 17)
Deze machine is uitgerust met een kop Tap & Go.
Om nieuwe draad vrij te geven, klop de draadhouder
tegen het terrein met de motor op maximale snelheid;
de draad komt automatisch vrij en het mes snijdt de
overtollige lengte weg.
4.3.4 Zaagmes (indien toegestaan) (Afb. 18)
LET OP!
Voor het gebruik van het zaagmes,
waar toegestaan, moet de bescherming altijd ge-
monteerd zijn. Het mes moet altijd goed scherp
zijn om het risico voor terugslag te beperken.
LET OP!
Voor het vellen van kleine bomen,
moet de valrichting van de boom voorzien worden,
rekening houdend met de windrichting.
Om een goed resultaat te bekomen bij het vellen van
kleine bomen, is het noodzakelijk e snijden met een
snelle beweging naar de tak of de stam die men wilt
snijden en met de motor op het hoogste toerental.
Gebruik best de rechterzone van het mes niet, omdat
dit een hoog risico inhoudt voor terugslag of stilvallen
van het mes, te wijten aan de draairichting.
4.4 NA HET WERKEN
Na het werken:
– S top de machine zoals hiervoor beschreven is (zie
3.3).
– W acht tot de snij-inrichting tot stilstand gekomen is
en monteer de bescherming.
5. GEWOON ONDERHOUD
Een correct onderhoud is fundamenteel om in de tijd
de oorspronkelijke efficiëntie en gebruiksveiligheid
van de machine in stand te houden.
LET OP!
Tijdens het onderhoud:
– H aal de kap van de bougie.
– W acht tot de motor voldoende afgekoeld is.
– G ebruik werkhandschoenen voor alle handelin-
gen die betrekking hebben op de messen.
– H oud de mesbescherming op zijn plaats, tenzij
aan het mes zelf gewerkt moet worden.
– De olie, benzine of andere vervuilende materia-
len niet in het milieu gooien.
5.1 BEWARING
Na het werken, wordt de machine zorgvuldig vrijge-
maakt van stof en vuil en dient men zich ervan te ver-
zekeren dat er geen beschadigde onderdelen zijn en
de defecte delen vervangen. De machine moet be-
waard worden op een droge plaats, beschermd tegen
de weersomstandigheden en met de bescherming
correct gemonteerd.
5.2 REINIGING VAN DE MOTOR
EN VAN DE GELUIDSDEMPER
Om brandgevaar te beperken, worden de vleugels
van de cilinder regelmatig gereinigd met perslucht en
wordt de zone van de geluidsdemper vrijgemaakt van
zaagsel, takjes, bladeren of ander afval.
5.3 OPSTARTGROEP
Om oververhitting en schade aan de motor te voorko-
men, moeten de roosters voor de aanzuiging van de
koellucht altijd schoon en vrij van zaagsel en vuil zijn .
Indien er zich tekens van slijtage voordoen op de
startkabel, dient men de verkoper te contacteren voor
vervanging ervan.
5.4 BEVESTIGINGEN
Controleer regelmatig of alle schroeven en moeren
goed aangezet zijn en of de handgrepen stevig vast-
zitten.
5.5 REINIGING VAN DE LUCHTFILTER (Afb. 19)
BELANGRIJK Het is essentieel dat de luchtfilter ge-
reinigd wordt, voor de goede werking en de levensduur
van de machine. Werk nooit zonder filter of met een be-
schadigde filter, om geen onherroepelijke schade toe
20