De hulpunit heeft aanvullende bewaking nodig, bijv. droogloopbe-
veiliging, om toevoer van sper- of spoelvloeistof te garanderen.
Waarschuwing
De verantwoordelijkheid voor het controleren van
de functies van de droogloopbeveiliging, zoals
stroomsnelheid, druk van de asafdichting en tem-
peratuur van de sper- of spoelvloeistof rust bij de
installateur/eigenaar.
8.3 Aansluitingen voor sper- of spoelvloeistof van
dead-end oplossingen
Afb. 2 Voorbeelden van dubbele afdichtingen bij dead-end
oplossingen
Waarschuwing
De sper- of spoelvloeistof moet worden aangeslo-
ten op leidingaansluiting nr. 2 voor de voorbeel-
den in afb. 2. Leidingaansluitingen 1 en 3 moeten
worden afgedicht. Zie afb. 3.
1
2
Afb. 3 Leidingaansluitingen
8.4 Controle van de draairichting
Waarschuwing
Controleer nooit de draairichting door de pomp in
te schakelen - zelfs niet voor korte tijd - tenzij de
pomp- en hulpunit zijn gevuld met vloeistof.
Dit is om temperatuurstijgingen als gevolg van
contact tussen roterende en stationaire onderde-
len te voorkomen, en om de asafdichting tegen
drooglopen te beveiligen.
8.5 Opstelling in een put
Waarschuwing
Zorg voor toereikende ventilatie als de pomp in
een put wordt opgesteld.
8.6 Bypass met drukaflaatklep
Waarschuwing
Draaien tegen een gesloten afvoerklep of een uit-
schakelelement kan voor oververhitting zorgen,
en is niet toegestaan. Dit kan worden vermeden
door een bypass met een drukaflaatklep te instal-
leren. Neem de minimale stroomsnelheid in acht.
Zie paragraaf 3. Verwante installatie- en bedie-
ningsinstructies.
68
8.7 Bewaking van de toestand van de lagers
Zwaarbelaste lagers zijn voorbereid op trillingsmetingen d.m.v de
schok-puls-methode (SPM). De lagerstoelen hebben ook aanslui-
tingen voor Pt100 temperatuursensoren om de toestand van de
lagers continu te bewaken.
8.8 Aarding van het pomphuis
Afb. 4 Aardingspunt van het pomphuis.
9. Bedrijfscondities
9.1 Maximale vloeistoftemperatuur
De maximale vloeistoftemperatuur hangt af van de temperatuur-
klasse die door de klant wordt omschreven en de asafdichting.
3
De onderstaande afbeelding toont de maximale oppervlaktetem-
peratuur van de pomp als gevolg van de maximale vloeistoftem-
peratuur en de temperatuurstijging in de asafdichting.
Afb. 5 Berekening van de maximale oppervlaktetemperatuur
De maximale oppervlaktetemperatuur van de pomp moet ten min-
ste 5 °C lager zijn dan de maximale oppervlaktetemperatuur van
de temperatuurklasse die door de klant wordt omschreven.
De maximale vloeistoftemperatuur en de temperatuurklasse die
door de klant wordt omschreven staan vermeld op het gegevens-
blad voor de toepassing ("key application data sheet") die bij de
pomp wordt meegeleverd. Zie het voorbeeld achterin dit boekje.
Een kopie wordt bewaard door Grundfos en kan worden gevon-
den via het productnummer en de serienummers op het type-
plaatje van de pomp.
Waarschuwing
Het pomphuis moet geaard zijn.
Draai aan tot 80 ± 16 Nm.
Maximale oppervlaktetemperatuur
Temperatuurklasse
T1
T2
T3
T4
T5
T6
T [°C]
Maximale oppervlaktetemperatuur
van de pomp
Temperatuurstijging in de asafdich-
ting (berekend door Grundfos)
Maximale vloeistoftemperatuur
[°C]
450
300
200
135
100
85