INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIETECHNICUS
GASAANSLUITING
Vooraleer het toestel aan te sluiten, controleer
of de datum op het kenplaatje van het fornuis
overeenkomen met die van de gasleiding.
Een label achter op deze handleiding en aan de
achterzijde van het fornuis geven de regelcondities
van het toestel, i.e. het type van gas en de
bedrijfsdruk.
Eens het fornuis geïnstalleerd is, controleer of er
geen lekken zijn. Gebruik hiervoor een zeepsop
(nooit een vlam).
De gasinlaat van het toestel is van het 1/2" mannelijke
cilindrisch type, conform de normen ISO 228-1. Indien
het gas aangevoerd wordt via leidingen moet het toestel
aangesloten worden op de hoofdleiding met behulp van:
• een harde stalen buis, conform de normen, waarvan
de verbindingen gerealiseerd moeten worden met
schroefdraad volgens de norm UNI-ISO 7/1. Het gebruik
van hennep met gepaste kleefmiddelen of teflontape is
toegelaten.
• een koperen leiding, conform de norm, waarvan de
verbindingen gerealiseerd moeten worden met afdichtingen
volgens de norm.
• een slang in roestvrrij staal, een naadloze leiding volgens
de norm, met een maximale extensie van 2 meters en
afdichtingen volgens de norm.
• een rubberen slang conform de norm met een diameter
van 8 mm voor LPG en 13 mm voor aardgas of stadsgas,
een lengte van maximum 1500 mm, stevig vastgemaakt
aan de slangverbinding met een veiligheidsklem, zoals
voorgeschreven door de norm.
Indien het gas rechtstreeks van een gasfles komt, moet
het toestel, gevoed met een drukregelaar volgens de norm,
aangesloten worden:f
Aansluitingspunt
Isolerende kraan
Assemblage slang
• op een koperen leiding, conform de norm, waarvan de
verbindingen gerealiseerd moeten worden met afdichtingen
volgens de norm.
• op een slang in roestvrrij staal, een naadloze leiding
volgens de norm, met een maximale extensie van 2 meters
en afdichtingen volgens de norm. We raden aan de speciale
adapter aan te brengen op de slang. Deze kan makkelijk
gevonden worden in de handel en vergemakkelijkt de
aansluiting op de slangkoppeling van de drukregelaar op
de gasfles.
• op een rubberen slang conform de norm met een diameter
van 8 mm, een lengte van minimum 400 mm en maximum
1500 mm, stevig vastgemaakt aan de slangverbinding met
een veiligheidsklem, zoals voorgeschreven door de norm.
OPGELET:
• Indien het toestel ingebouwd moet worden (klasse 2
subklasse 1), sluit het aan op de gastoevoer met alleen
naadloze soepele leidingen in roestvrij staal, volgens
de norm.
• Indien het toestel geïnstalleerd wordt in een free-
standing configuratie (klasse 1) en u de rubberen
slang gebruikt, moeten de instructies en de bepalingen
hieronder gerespecteerd worden (fig.19):
• Langs zijn traject mag de slang geen delen raken die
heter zijn dan 95°C.
• De slang mag niet onderworpen zijn aan torsies of
trekkrachten, en hij mag nergens gekneld worden of
scherpe bochten maken.
• De slang mag niks raken wat kan snijden, scherpe
randen, enz. heeft.
• De hele lengte van de slang moet makkelijk
inspecteerbaar zijn, om de toestand ervan te
controleren.
• De slang moet vervangen worden binnen de datum
die erop gedrukt staat.
Aansluitingspunt
Assemblage slang
24
HEET OPPERVLAK
Isolerende kraan
19