Draaiveldtest (max. 400 V)
Pak de grepen L1 en L2 volledig vast.
■
Plaats de meetpunten L 1 en L2 op twee buiten-
■
geleiders (fasen).
Controleer of de fasespanning van bijv. 400 V
■
aanwezig is.
3 Een rechtsdraaiend veld (fase L1 vóór fase L2) is
aanwezig, wanneer de "R" LED brandt.
3 Een linksdraaiend veld (fase L2 vóór fase L1) is
aanwezig, wanneer de "L" LED brandt.
Na een draaiveldtest moet altijd nog een test met
omgewisselde meetpunten plaatsvinden. Hierbij
moet de draairichting wijzigen.
Opmerking
De draaiveldtest is vanaf 200 V,
50/60 Hz (fase tegen fase) in een
geaarde draaistroomnet mogelijk.
Eenhandtest
De beide handdelen kunnen vergrendeld worden
(afstandshouder aan de meetleiding)
Door eenvoudig draaien kan de afstand worden
ingesteld. (Randaarde/CEE)
Meetpositieverlichting
Druk op de L-H-knop omlaag, om de meetposi-
■
tieverlichting in- resp. uit te schakelen.
Doorgangstest
Plaats de meetpunten aan de te controleren
■
leiding, zekering e.d.
3 Bij een weerstand van0-200 kΩ brandt de
groene „Rx/Ω"-LED.
FI/RCD-activeringstest, PE
(aardleidingstest)
WAARSCHUWING !
Hoge stroom
Een test bij bewegende en niet vast
Â
bedrade apparaten, verlengkabels,
etc. kan bij een fout zelfs tot een hoge
stroom in de met de aardleider ver-
bonden metalen onderdelen leiden.
De FI/RCD-test alleen uitvoeren bij
¾
vast geïnstalleerde installaties en
stroomcircuits.
44
Om storingen en inductieve, evenals capaci-
■
tieve koppelingen bij de spanningsmeting te
beperken, tegelijk op de beide FI/RCD-knoppen
drukken.
3 Een lagere impedantie wordt ingeschakeld.
3 De piekstroom ligt onder 0,3 A (I
3 Het extra lastcircuit is beveiligd tegen overbe-
lasting en verlaagt de laststroom na enkele
seconden.
Deze ingebouwde last maakt het mogelijk een FI/
RCD-zekeringautomaat te activeren. Gecontroleerd
wordt de FI/RCD (max. 30 mA 230 V AC) tussen
fase en aardleiding.
Houd de meetpunt tegen een fasegeleider
■
onder spanning.
Houd de andere meetpunt tegen de aardleider.
■
Druk de beide FI-/RCD-knoppen zo ver mogelijk in.
■
Opmerking
Zonder het indrukken van de beide FI/
RCD-knoppen wordt de zekeringauto-
maat niet geactiveerd.
Onderhoud / verzorging
Houd het appraat altijd droog en schoon. Het
■
apparaat mag met een vochtig doekje worden
gereinigd.
Vervangen van de batterijen
Zijn de batterijen leeg, klinkt een waarschuwingssig-
naal en het apparaat schakelt uit.
De schroeven bij het batterijvak van de hoofdbe-
■
huizing losdraaien.
Open het batterijvak.
■
Vervang de batterijen. Let bij het plaatsen van
■
de nieuwe batterijen op de juiste polariteit.
Het batterijvak daarna weer sluiten en vast-
■
schroeven.
De lege batterijen daarna milieuvriendelijk
■
recyclen.
).
p