7. Installatie
7.1. Installatie
[Fig. 7.1.1] (p.2)
M10 ankerbout. (meegeleverd)
A
Zorg ervoor dat de hoeken van de installatievoet stevig worden ondersteund
B
om te voorkomen dat deze buigen.
Zorg ervoor dat de hoeken van de installatievoet stevig worden ondersteund.
C
•
Schroef de unit stevig vast zodat hij zelfs bij een aardbeving of sterke wind
overeind blijft.
•
Plaats de unit op een betonnen ondergrond of gebruik een hoekbeugel.
•
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen geluid en trillingen via
de vloeren of muren.worden doorgegeven aan de installatieplaats.
Breng daarom voldoende dempingsmaterialen aan (dempingskussens,
kussenframe etc.)
•
Zorg ervoor dat de hoeken goed zijn vastgemaakt. Als dat niet het geval is,
kan de voet van het apparaat verbogen raken.
•
Als u dempingskussens gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze de
gehele breedte van de unit ondersteunen.
•
De ankerbout mag niet meer dan 25 mm [1 in] uitsteken.
•
De PQHY/PQRY-P·YLM-A dient niet aan de buitenkant te worden
aangebracht.
8. Installatie van de waterleiding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij de installatie.
8.1. Voorzorgen bij de installatie
•
De waterdrukweerstand van de waterleidingen in de warmtebron-unit
bedraagt 2,0 MPa [290 psi].
•
Gebruik de omkeer/terugkeer-methode om voor iedere eenheid de juiste
pijpweerstand te bepalen.
•
Zorg ervoor dat nabij de inlaat/uitlaat van elke unit wat verbindingsstukken
en kleppen aanwezig zijn. Dat is makkelijk bij onderhoud, controle en
vervanging.
•
Om de warmtebron-unit te beschermen dient u binnen 1,5 m [4-7/8 in] van
de warmtebron-unit een filter aan te brengen in de toevoerleiding van het
watercirculatiesysteem.
•
Installeer een geschikte ontluchting op de waterleiding. Vergeet niet om de
waterleiding te ontluchten nadat u de leiding met water heeft gevuld.
•
In de gedeelten van de warmtebron-unit met een lage temperatuur kan de
waterdruk hoog oplopen. Tap het overtollige water af via een aftapleiding,
aangesloten op de aftapklep aan de onderkant van het apparaat.
•
Installeer een terugslagklep op de pomp en een flexibele koppeling om
overtollige trillingen te onderdrukken.
•
Bescherm de leidingen met een mof op de plaatsen waar deze door een
muur gaan.
•
Zet de leidingen vast met metalen zadeltjes en installeer de leidingen
zodanig dat deze maximaal worden beschermd tegen breken en buigen.
•
Let goed op dat de waterinlaat- en wateruitlaatkleppen niet worden
verwisseld.
•
Dit apparaat is niet uitgerust met een verwarmingselement ter
voorkoming van bevriezen van de leidingen. Als de waterstroom bij lage
buitentemperaturen stopt, tap de leidingen dan af.
•
De ongebruikte uitdrukgaten moeten worden afgedicht en de openingen
van de koelstofpijpen, waterpijpen, voedingsbron en transmissieleidingen
moeten worden afgedicht met kit.
•
Af fabriek is de afvoerstop achterop de unit geplaatst om bij opstelling de
afvoerbuizen op de voorkant van de unit aan te sluiten. Om de afvoerbuizen
achterop de unit aan te sluiten, verplaatst u de stop naar de voorkant. Zorg
dat er bij de aansluitingen geen lekkage optreedt.
•
Bij een combinatie van twee units dient u de waterleidingen parallel aan
elkaar te installeren, zodat het waterdebiet door beide units gelijk is.
•
Breng de afdichtingstape als volgt aan.
1 Wikkel de tape in de richting van de schroefdraad (met de wijzers van
de klok mee) rond het verbindingsgedeelte, en laat de tape niet over de
rand komen.
2 Zorg ervoor dat elke nieuwe wikkeling van de tape de vorige voor
ongeveer 2/3 tot 3/4 overlapt. Druk de tape met uw vingers aan zodat
deze stevig over de schroefdraad aansluit.
3 Wikkel geen tape meer rond de laatste 1,5 tot 2 omwentelingen van de
schroefdraad aan het einde van de leiding.
•
Houd de buis aan de kant van het apparaat met een moersleutel op zijn plek
tijdens het installeren van de buizen of de filter. Draai de schroeven aan tot
een koppel van 150 N . m (1500 kg·cm).
•
Breng bij het aansluiten van de waterleiding van de warmtebron-unit en van
de waterleiding ter plekke vloeibaar afdichtingsmiddel voor waterleidingen
aan over de afdichtingstape, voordat u de aansluiting maakt.
•
Breng een filter aan (meer dan 50 mazen) bij de toevoerleiding van het
apparaat.
Waarschuwing:
• Installeer het apparaat op een plaats die het gewicht ervan kan dragen.
Bij onvoldoende draagvermogen kan het apparaat neerstorten.
• Houd bij de installatie van het apparaat rekening met sterke wind en
aardbevingen.
Door een gebrekkige installatie kan het apparaat neerstorten, en dat
kan tot persoonlijk letsel leiden.
Bij het aanleggen van de fundering moet scherp gelet worden op het
draagvermogen van de vloer, de waterafvoer (tijdens de werking van de unit
ontstaat vocht dat moet worden afgevoerd), en de plaatsing van leidingen en
kabels.
7.2. Ruimte voor onderhoud
•
Zorg dat er voldoende ruimte voor onderhoud is.
•
In geval van afzonderlijke installatie verdient het aanbeveling achter het
apparaat 600 mm of meer ruimte vrij te laten, zodat het apparaat ook van
achteren makkelijker toegankelijk is voor onderhoud.
[Fig. 7.2.1] (p.2)
Ruimte voor het verwijderen van de schakelkast
A
Warmtebron-unit
B
Voorbeeld van de installatie van de warmtebron-unit (met leidingen links)
[Fig. 8.1.1] (p.3)
Hoofdleiding van het watercirculatiesysteem
A
Afsluitklep
C
Koelstofleiding
E
Waterinlaat (onder)
G
•
Om de unit te beschermen dient u rekening te houden met het ontwerp van
het watercircuit dat de watercircuitonderdelen gebruikt als in [Fig. 8.1.2].
Systeemvoorbeeld watercircuit
[Fig. 8.1.2] (p.3)
Warmtebron-unit
A
Debietschakelaar
*2
C
Temperatuurmeter
*1
E
Terugslagklep
G
Flexibele koppeling
I
Koeltoren
K
*1 Deze onderdelen worden meegeleverd.
*2 Ga voor de instelling van de debietschakelaar naar "8.4 Pompkoppeling".
Opmerking: Bovenstaande afbeelding toont een voorbeeld van een watercircuit.
Het circuit wordt alleen ter referentie aangeboden, en Mitsubishi
Electric Corporation is niet verantwoordelijk voor eventuele problemen,
ontstaan als gevolg van het gebruik van dit circuit.
8.2. Installatie van de isolatie
Mits de temperatuur van het circulerende water over het gehele jaar op een
gemiddelde temperatuur wordt gehouden ('s zomers 30°C [86°F], 's winters
20°C [68°F] ), hoeven de binnenleidingen niet te worden geïsoleerd. In de
volgende gevallen dient u echter wel isolatie aan te brengen:
•
Bij warmtebronleidingen.
•
Bij binnenleidingen in gebieden met lage temperaturen, waar bevriezing een
probleem kan vormen.
•
Als de van buiten komende lucht zorgt voor condensatie op de leidingen.
•
Rondom aftapleidingen.
8.3. Watergebruik en controle op
waterkwaliteit
Gebruik het gesloten type koeltoren om de waterkwaliteit te behouden. Als de
kwaliteit van het water te wensen overlaat, kan er op de waterwarmtewisselaar
aanslag worden afgezet, met als gevolg een verminderde werking van de
warmtewisselaar en mogelijke corrosie ervan. Let dus goed op de kwaliteit van
het water, als u het watercirculatiesysteem installeert.
•
Verwijderen van vreemde voorwerpen en vuilaanslag uit de leidingen.
Tijdens de installatie dient u er goed op te letten dat er geen vreemde
voorwerpen, zoals lasslakken, stukjes pakking of roest in de leidingen
terechtkomen.
•
Kwaliteit van het water
1 Afhankelijk van de kwaliteit van het water voor het koudwatercircuit dat
in de air-conditioning wordt gebruikt, kan het gebeuren dat de koperen
leidingen van de warmtewisselaar corroderen.
Wij adviseren de waterkwaliteit geregeld te testen.
Met name circulatiesystemen voor koud water waarbij gebruik wordt
gemaakt van open warmteopslagtanks, zijn gevoelig voor corrosie.
Bij gebruik van een open warmteopslagtank, dient u een 'water-
naar-water' warmtewisselaar te installeren en aan airconditionerzijde
een gesloten circuit te gebruiken. Wanneer er een tank voor de
watervoorziening is geïnstalleerd, dient het contact met de lucht tot een
minimum te worden beperkt en mag de hoeveelheid opgeloste zuurstof
in het water niet groter zijn dan 1 mg/ℓ.
Ruimte voor onderhoud (voorkant)
C
Afsluitklep
B
Wateruitlaat (boven)
D
Filter type Y
F
Aftapleiding
H
*1
Filter
B
Afsluitklep
*1
D
Drukmeter
*1
F
Pomp
H
3-wegventiel
J
Verwarmingstank
L
109