NL
■
Blijf bij maaiwerkzaamheden op hellingen al-
tijd beneden het maaigereedschap.
■
Laat de motor tijdens het trimmen en maaien
altijd in het hogere toerentalbereik draaien,
dan maait de bosmaaier het best.
Wanneer het mesblad resp. de draadspoel
geblokkeerd raken:
Dichte begroeiing, jonge boompjes en struikge-
wassen kunnen het mesblad blokkeren en tot stil-
stand brengen. Hoog gras kan de maaidraad
blokkeren.
■
Voorkomen van blokkades:
■
Kijk naar de richting waarin het struikge-
was buigt en maai het dan vanaf de te-
genoverliggende zijde.
■
Maai hoog gras altijd in meerdere lagen.
Werk daarbij altijd van boven naar bene-
den.
■
Bij een blokkade:
■
Schakel de motor direct uit en houd het
apparaat omhoog, zodat het mesblad
verspringt of breekt en de motor niet be-
schadigd raakt.
7.1
Trimmen
■
Beweeg de maaikop in een horizontale,
boogvormige beweging van de ene kant naar
de andere.
■
Houd de maaikop daarbij steeds parallel aan
de grond.
■
Apparaat uit de buurt houden van kwetsbare
planten.
Laag trimmen
■
Houd de maaikop licht naar voren gebogen,
zodat de maaidraad het gras vlak boven de
grond trimt.
■
Werk bij het trimmen altijd van uw lichaam af.
Trimmen langs hekken en voetstukken
■
Beweeg het apparaat voorzichtig en lang-
zaam, zodat de maaidraad geen massieve
obstakels raakt.
OPMERKING
Bij het trimmen langs stenen muurtjes,
voetstukken, hekken en bomen slijt de
maaidraad extra snel.
76
Trimmen en boomstammen
■
Beweeg het apparaat bij het trimmen rond
bomen voorzichtig en langzaam rond de
stam, zodat de maaidraad de bast niet raakt.
■
Trim rond boomstammen altijd van links naar
rechts.
■
Maai het gras en het onkruid met het puntje
van de maaidraad en kantel de maaikop licht
naar voren.
7.2
Maaien
■
Beweeg de maaikop in een horizontale,
boogvormige beweging van de ene kant naar
de andere.
■
Houd de maaikop daarbij steeds parallel aan
de grond.
■
Lang gras moet in meerdere lagen worden
gemaaid. Werk daarbij altijd van boven naar
beneden.
■
Het apparaat snijdt het beste op zeer hoge
snelheid. Daarom het apparaat niet overbe-
lasten door het maaien van lang gras.
Maaien met de draadspoel
■
Kantel de maaikop onder een hoek van 30°
naar rechts, zodat u met het puntje van de
maaidraad maait. Werk altijd langzaam.
■
Met het apparaat niet rechtstreeks langs har-
de obstakels (bijv. muren) maaien, maar zij-
delings maaien. Daardoor wordt de maai-
draad gespaard.
Maaien met het mesblad
■
Draag beslist altijd het draagharnas.
■
Controleer het mesblad voor het maaien op
een correcte montage.
■
Gebruik geen onkruidmesbladen voor het
maaien van struikgewas en jonge bomen.
Werkhouding en werktechniek
132, 141