2.4.7 Contactslot (1:E)
Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de
machine zitten. Er is dan brandgevaar
omdat brandstof in de motor kan lopen
via de carburateur en de accu kan
ontladen en worden beschadigd.
Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te
starten en uit te schakelen. Vier standen:
1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De
sleutel kan verwijderd worden.
2/3. Rijstand.
4. Startstand - de elektrische startmotor
wordt geactiveerd op het moment dat de
sleutel in de veerbelaste startstand wordt
gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar
rijstand 2/3 wanneer de motor gestart is.
2.4.8 Versnellingspook (2:H) (Man)
Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1-
2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen.
Tijdens het schakelen moet het koppelingspedaal
ingetrapt zijn.
LET OP! Zorg dat de machine volledig stilstaat
voordat u van de achteruit in de vooruit of
omgekeerd schakelt. Als u niet meteen in een
bepaalde versnelling kunt schakelen, laat het
koppelingspedaal dan opkomen en trap het
opnieuw in. Schakel opnieuw naar de gewenste
versnelling. Probeer nooit geforceerd in een
gewenste versnelling te schakelen.
2.4.9 Krachtafnemer (2:G)
De krachtafnemer mag nooit
ingeschakeld zijn wanneer het aan de
voorzijde gemonteerde gereedschap in
de transportstand staat. Dit beschadigt
de riemtransmissie.
Hendel voor in- en uitschakelen van de
krachtafnemer voor aandrijving van aan de
voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen:
1. Voorste stand - krachtafnemer
uitgeschakeld.
2. Achterste stand - krachtafnemer inge-
schakeld.
NEDERLANDS
2.4.10Ontkoppelingshefboom (HST, 4WD)
Hendel om de traploze transmissie uit te schake-
len.
HST is voorzien van een hendel die op de achteras
is aangesloten. Zie (5:N).
4WD is voorzien van twee hendels die op de ach-
teras (6:O) en vooras (6:P) zijn aangesloten.
De ontkoppelingshendel mag nooit tus-
sen de binnenste en buitenste stand
staan. Dit leidt tot oververhitting en be-
schadiging van de transmissie.
Hiermee kunt u de machine handmatig verplaatsen
zonder de motor te gebruiken. Twee standen:
De machine mag niet over lange afstanden of met
hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de
versnellingsbak worden beschadigd.
De machine mag niet worden bediend
als de voorste hendel in de buitenste
stand staat, anders wordt de machine
beschadigd en bestaat de kans op lekka-
ge in de vooras.
2.4.11 Zitting (3:I)
De zitting kan worden opgeklapt en naar
voor of achter worden verschoven. De zit-
ting wordt met de greep (3:K) vergrendeld
in de opgeklapte positie en naar voor of
achter verschoven met de knoppen (3:J).
De zitting is voorzien van een beveiligingsschake-
laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem
van de machine. Dit houdt in dat bepaalde gevaar-
lijke functies niet werken als er niemand op de zit-
ting zit.
2.4.12 Motorkap (4:L)
De machine heeft een motorkap die ge-
opend kan worden, zodat de benzine-
kraan, accu en motor makkelijk
bereikbaar zijn. De motorkap is vergren-
deld met een rubberen band.
De motorkap gaat als volgt open:
1. Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen
band (4:M) los.
2. Til de motorkap omhoog.
Bevestig alles weer in omgekeerde volgorde.
De machine alleen gebruiken met geslo-
ten kap, anders bestaat er een kans op
brandwonden en kunt u bekneld raken.
NL
1. Hendel ingedrukt - transmis-
sie ingeschakeld voor normaal
gebruik.
2. Hendel in de buitenste stand –
transmissie uitgeschakeld. De
machine kan handmatig worden
verplaatst.
67