stand te zetten en de maaierhefhendel kortstondig naar
voren te drukken.
R. Tweewiel- en vierwielaandrijvingssschakelaar
Zet de tractor in twee- of vierwielaandrijving.
Z
M
T. Smoorregeling motor
Regelt het toerental van de motor. Bedien de machine
met 'vol gas' tijdens normale werkzaamheden.
U. Kruissnelheidsregeling (optie)
Na inschakeling vergrendelt de kruissnelheidsregeling
de tractiepedaal in de huidige stand. Ontgrendeling
volgt nadat naar de UIT-stand wordt geschakeld of
wanneer de parkeerrem wordt geactiveerd.
V. Contactschakelaar
De contactschakelaar kent drie standen: UIT - AAN -
START. In de AAN-stand werkt het controllerprogramma
en
worden
de
gecontroleerd. Zie sectie 4.4 en de Onderdelen &
Onderhoud handleiding
W. Urenteller
Registreert de bedrijfsuren van de machine. Gebruik de
teller voor de planning van het periodiek onderhoud.
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
Y
O
P
ingangs-
en
uitgangscircuits
S. Lichten (optie)
Bedient de werklichten.
X
W
Q
1
Q
N
R
X. Brandstofmeter
Geeft het huidige brandstofniveau aan. Controleer de
meter dagelijks voordat de machine wordt gestart.
Y. Waarschuwingslampjes
Attenderen de bestuurder op omstandigheden die
onmiddellijke aandacht vereisen. Zie sectie 3.4.
Z. Temperatuurmeter
Geeft de temperatuur aan van het motorkoelmiddel. De
normale bedrijfstemperatuur schommelt tussen 71°-
110°C. Als de hoogste waarde wordt overschreden,
wordt het alarm geactiveerd. Zie sectie 3.4.
V
T
U
S
3
LF003
Afb. 3C
NL-11