2. Installatie
2.1 Plaatsing van de pomp
De pomp dient verticaal op een vlakke ondergrond te
worden geïnstalleerd en met bouten te worden vast-
gezet.
De pomp moet zo worden geïnstalleerd dat de zuig-
leiding zo kort mogelijk en de zuighoogte zo gering
mogelijk is.
De pomp moet op een goed geventileerde, maar
vorstvrije plaats worden opgesteld (zie punt
5.1 Vorstbeveiliging). Hij kan buiten worden
geplaatst, maar moet dan door een geschikte afdek-
king worden beschermd tegen de weersinvloeden.
2.2 Stand van de klemmenkast
De elektrische klemmenkast kan vóór installatie van
de pomp in één van de in afb. 1 getoonde standen
worden gedraaid.
0°
270°
180°
Afb. 1
Om de stand van de klemmenkast te wijzigen dient
u, afhankelijk van het type, één van de volgende
procedures te volgen:
CHV 2 en CHV 4-40/-50/-60:
1. Draai de vier trekankers los waarmee de motor
2. Draai het statorhuis van de motor in de juiste
3. Monteer de vier trekankers weer en zet ze vast
CHV 4-80 en CHV 4-100:
1. Draai de vier schroeven in de ventilatorkap los.
2. Verwijder de ventilator.
3. Draai de vier trekankers in de motorstator los.
4. Neem het statorhuis weg.
5. Draai de twee schroeven los die de bovenste
90°
6. Draai het bovendeel van de pompkamer in de
7. Monteer de twee schroeven weer en zet ze vast
8. Monteer het statorhuis.
9. Monteer de vier trekankers weer in het statorhuis
10. Plaats de ventilator.
11. Monteer de ventilatorkap met de vier schroeven
op de bovenste pompkamer is vastgezet.
positie. Let op, de bovenste pompkamer mag
daarbij niet meedraaien!
met 15 Nm.
Verwijder de kap.
pompkamer op zijn plaats houden, zie afb. 2.
Afb. 2
gewenste positie.
met 8 Nm.
en zet ze vast met 4,5 - 6 Nm.
en zet ze goed vast.
43