4.3
Accu ontnemen
De accu door wederzijdse druk op de geribbelde
vlakken 19 (afb. 2) ontgrendelen en naar achteren
uit de accugeleiding eruit trekken.
Geen geweld gebruiken.
4.4
In- en uitschakelaar
Vóór het inschakelen erop letten,
dat het zaagblad vrij beweeglijk en
de beweeglijke beschermkap geslo-
ten is.
Machine aan de hiervoor gedachte
handgrepen vasthouden.
Machine enkel inschakelen, als het
zaagblad geen contact met het
werkstuk heeft.
• Inschakelen: Eerst
inschakelblokkering
drukken naar voren 1 (afb. 3) ontgrendelen.
Daarna bij gedrukte inschakelblokkering scha-
kelaar 2 bedienen. Omdat het zich om een scha-
kelaar zonder blokkering handelt, loopt de
machine nu zo lang als deze schakelaar wordt
bediend.
• Uitschakelen: Voor het uitschakelen de scha-
kelaar loslaten. De inschakelblokkering wordt
automatisch weer actief en zekert de accu-hand-
cirkelzaag tegen een onopzettelijk inschakelen.
4.5
Instelling van de snijdiepte
De snijdiepte laat zich in een bereik tus-
sen 0 en 49,5 mm traploos instellen.
Hiervoor wordt op de volgende manier te werk gegaan:
• Erst wordt klemhendel 11 (afb. 2) losgemaakt.
• Met de invalhendel 6 kan nu de snijdiepte worden
versteld.
• Ze kan op de schaal 7 aan de vast beschermkap
worden afgelezen. Als wijzer dient hierbij de
schuine kant van de hendel.
Vanwege veiligheidsredenen mag de
snijdiepte niet meer dan 5 mm groter
zijn dan de dikte van het te zagen
materiaal.
4.6
Instelling voor schuinsneden
Het zaagaggregaat laat zich voor
schuinsneden op iedere willekeurige
hoek van 0 tot 45 ° instellen. De positie
van de binnenste snijkant van het zaagb-
lad blijft bij het zwenken ongewijzigd.
• Voor het schuinzetten de machine in uitgangsposi-
tie brengen en vleugelschroef 10 (afb. 2) losmaken.
• Aggregaat op de gewenste en op de schaal van
het zwenksegment weergegeven hoek instellen.
• Vervolgens vleugelschroef 10 weer aantrekken.
4.7
Instellen van versteksneden
• Aanslag 21 (afb. 3) losmaken en de hoek volgens
schaal aan de geleidingsrails instellen.
• Vervolgens de aanslag weer aantrekken.
• De machine wordt nu met de beide arreteerbou-
ten aan de onderste kant van het geleidingsrail
aan het te bewerkend werkstuk aangelegd en de
snede door voorschuiven van de machine uitge-
voerd.
door
• Na het snijden wordt de zaag door terugrijden
weer in de uitgangspositie gebracht.
4.8
Invalzagen
Terugslaggevaar bij invalzagen!
Vóór het invallen moet de machine
met de achterste kant van de grond-
plaat aan een op het werkstuk veilig
bevestigde aanslag worden gelegd.
Bij het invallen de machine aan de
handgreep goed vasthouden en licht
naar voren schuiven!
• Om invalsneden te kunnen uitvoeren, worden de
beide aanslagbouten aan de onderkant van het
geleidingsrail verwijderd.
• Nu wordt klemhendel 11 (afb. 2) losgemaakt.
• Hendel 6 in de op de schaal 7 met „-5" geken-
merkte positie zetten.
• Beweeglijke beschermkap met geïntegreerde
grendel 14 (afb. 1) geheel openen, zo dat de
machine op het te bewerkende werkstuk kan wor-
den gezet.Het zaagblad loopt nu vrij over het
materiaal en kan ten opzichte van de tekening
worden uitgericht.
• Druk men invalhendel 6 (afb. 2) naar beneden,
valt het zaagblad loodrecht in het werkstuk. Hier-
-56-