4 In bedrijf nemen
4.1 Vullen zonnesysteem
Installatie-, Gebruikers- en Servicehandleiding - Pompstations
Neem tijdens de inbedrijfstelling de onderstaande veiligheidsvoorschriften in acht:
Let op: Kans op brandwonden of schroeiplekken!
De temperatuur van de kleppen en bevestigingen kan als gevolg van de
zonnevloeistof oplopen tot meer dan 130ºC. Reinig of vul het systeem
daarom niet als de collector warm is (bij sterk zonlicht).
Bedenk dat bij een te hoge systeemdruk warme zonnevloeistof uit de
veiligheidskleppen kan lekken!
Let op: Kans op bevriezing!
Vaak kan het zonnesysteem na het spoelen niet volledig worden
afgetapt. Bij spoelen met water bestaat dus kans op bevriezing. Spoel
en vul het systeem naderhand dan ook altijd met zonnevloeistof.
Gebruik als zonnevloeistof een mengsel van water met propyleenglycol
met max. 50% propyleenglycol.
Opmerking met betrekking tot de inbedrijfstelling
Vul bij inbedrijfstelling van het systeem eerst het warmtecircuit en
vervolgens het zonnecircuit. Hierdoor kan eventueel opgenomen
warmte ontsnappen.
De voor het spoelen en vullen van het systeem benodigde vul- en aftapkranen zijn in het
pompstation geïntegreerd. Zorg dat eventueel in het zonnesysteem aanwezige
vuildeeltjes niet naar het expansievat worden gespoeld.
Isoleer tijdens het spoelen en vullen het expansievat van het zonnecircuit met behulp
van de afsluiter tussen het expansievat en de veiligheidsvoorziening en gebruik
uitsluitend spoel- en vulstations met fijne filters.
Opmerking:
Om optimale werking van het systeem te kunnen waarborgen, moet het
systeem schoon zijn en mag het geen lucht en verontreiniging bevatten.
1.
Maak het systeem spanningsloos. Tijdens het vullen mag de pomp niet draaien.
2.
Alle aansluitingen op het dak (collectoren) moeten gesloten blijven.
3.
Isoleer het expansievat door de afsluiter te sluiten.
4.
Sluit de afsluiter (C, zie blz. 10) aan de onderzijde van de pomp.
5.
Open het onderste vulpunt (H, zie blz. 10) en sluit deze aan op een open en schone
bak die bestand is tegen hoge temperaturen en het glycolmengsel.
6.
Sluit de vulpomp aan op het op de veiligheidsvoorziening aanwezige vulpunt).
7.
Open de afsluiter op de veiligheidsvoorziening (E, zie blz. 10) en voeg via dit punt
glycol toe vanuit de bak. Voeg glycol toe aan de bak als het vloeistofpeil tijdens het
vullen te laag wordt om de vulprocedure voort te zetten.
Opmerking:
Zorg dat geen lucht via het vulpunt het systeem kan binnendringen.
15