Storingsschema
WAARSCHUWING! De meeste ongelukken met machines gebeuren tijdens het opsporen van fouten en
!
tijdens onderhoudswerkzaamheden, omdat het personeel zich dan binnen de risicozone van de machine
moet begeven. Voorkom ongelukken door alert te zijn en de werkzaamheden te plannen en voor te bereiden.
Tijdens de werkzaamheden die in dit hoofdstuk worden beschreven, moet de motor zijn uitgeschakeld, tenzij
anders aangegeven.
Zaagsnede brokkelt af of is
rafelig.
De zaag trekt bij het doorslijpen
naar één kant.
De motor start niet
De motor loopt onregelmatig, knalt
of kan geen volle snelheid
behalen.
20 –
Dutch
OPSPOREN VAN STORINGEN
Controleer of het diamantzaagblad versleten, gepolijst, vervormd of beschadigd is.
Zorg dat de glijplaat vrij op en neer kan bewegen over de volle lengte van de as zonder het
diamantzaagblad te raken.
Controleer de glijplaat op overmatige slijtage of speling rond het diamantzaagblad.
Controleer de onderzijde van de glijplaat op metaalbramen of onregelmatigheden.
Controleer of de glijplaat niet verdraaid of verbogen is.
Controleer of de lexan kappen vrij op en neer kunnen bewegen.
Controleer of er een neerwaartse veerdruk op beide uiteinden van de glijplaat aanwezig is.
Draai of beweeg de zaag tijdens het zagen niet zijwaarts. Verhoog of verlaag de druk op het
stuur geleidelijk om de zaag in de zaagsnede te sturen.
Controleer of de motor goed loopt en met vol gas.
Controleer de riem en de riemspanner op de juiste spanning.
Controleer of het diamantzaagblad correct is gemonteerd en is vastgezet met schone
flenzen.
Controleer of het diamantzaagblad de juiste specificaties heeft voor uw toepassing.
Zorg dat de betonplaat schoon is, zonder resten waardoor de glijplaat of de zaag omhoog
kan komen tijdens het zagen.
Gebruik Husqvarna-naadbeschermers bij alle kruisingen van zaagsneden.
Verwijder overmatige betonresten van de bladblokkering.
Controleer of de schrapers in de bladblokkering niet verbogen of vastgelopen zijn.
Controleer of de bladblokkeringsassen niet verbogen of beschadigd zijn.
Controleer of de frontgeleider goed is uitgelijnd met het midden van het diamantzaagblad.
Controleer of het diamantzaagblad versleten, gepolijst, vervormd of beschadigd is.
Draai of beweeg de zaag tijdens het zagen niet zijwaarts. Verhoog of verlaag de druk op het
stuur geleidelijk om de zaag in de zaagsnede te sturen.
Zorg dat alle wielen vrij en soepel draaien.
Forceer de zaag niet. Laat het diamantzaagblad het werk doen op de eigen snelheid.
Controleer de glijplaat op beschadigingen of bramen.
Controleer of de tank brandstof bevat en of dit het juiste type is. Verzeker u ervan dat er geen
water in de brandstof aanwezig is.
Controleer of de brandstofklep in de AAN-positie staat.
Controleer of de AAN/UIT-schakelaar in de AAN-positie staat.
Controleer of de bougiekabel op de bougie is aangesloten.
De motor is verzopen. Stel de choke af overeenkomstig de motorhandleiding.
Controleer of de choke bij een koude start in de AAN-positie staat. Stel de choke af
overeenkomstig de motorhandleiding.
Oliepeil is te laag. De motor is uitgerust met een oliewaarschuwingssysteem dat voorkomt
dat de motor start wanneer het oliepeil zich niet binnen het juiste bereik bevindt.
Controleer of de luchtreiniger niet vuil of verstopt is.
Controleer of de bladas vrij kan draaien en er geen betonafzetting in de bladblokkering
aanwezig is.
Controleer of de tank brandstof bevat en of dit het juiste type is. Verzeker u ervan dat er geen
water in de brandstof aanwezig is.
Oliepeil is te laag. De motor is uitgerust met een oliewaarschuwingssysteem dat voorkomt
dat de motor start wanneer het oliepeil zich niet binnen het juiste bereik bevindt.
Controleer of de luchtreiniger niet vuil of verstopt is.
Controleer of de bougie schoon is en de afstand tussen de elektroden correct is.
Controleer of de gashendel goed is afgesteld.
Controleer of de choke bij een koude start in de AAN-positie staat. Stel de choke af
overeenkomstig de motorhandleiding.