onmiddellijk los.
■
Maai niet in de buurt van afgronden, grachten of oevers;
u kunt uw evenwicht of vaste ondergrond verliezen.
BRANDSTOF EN BIJTANKEN
WAARSCHUWING
Ga altijd voorzichtig met brandstof om; het is uiterst
ontvlambaar.
■
Gebruik verse brandstof.
■
Meng en bewaar de brandstof in containers die
specifiek hiervoor zijn ontworpen.
■
Altijd bijtanken in de openlucht. Gebruik geen
brandstofdampen inademen. Verboden te roken en hou
afstand van open vlammen en vonken wanneer u de
brandstoftank vult of brandstof manipuleert.
■
Vermijd dat olie of brandstof in contact komen met uw
huid.
■
Houd benzine en olie weg van de ogen. Als benzine
of olie met de ogen in contact komt, wast u deze
onmiddellijk met schoon water uit. Als de irritatie
aanhoudt, onmiddellijk een dokter raadplegen.
■
Maak gemorste brandstof onmiddellijk schoon.
DE TANK VULLEN
Zie afbeelding 5.
WAARSCHUWING
Schakel de motor altijd uit voor u met brandstof
vult. Voeg nooit brandstof toe of verwijder nooit de
brandstofdop terwijl de motor draait of warm heeft. Zorg
voor een afstand van minimaal 9 meter (30 ft) tot de
brandstofl ocatie voordat u de motor start. Niet roken.
Wanneer u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan
dit leiden tot ernstige letsels.
WAARSCHUWING
Depois de abastecer com combustível, nunca incline o
cortador mais de 25 graus visto que tal pode causar fuga
de combustível e risco de incêndio, etc.
1. Maak het gebied rond de brandstofdop schoon om
vervuiling te voorkomen.
2. Draai de brandstofdop voorzichtig los. Leg de dop op
een proper oppervlak.
3. Vul het reservoir voorzichtig met het brandstofmengsel.
Voorkom dat u morst.
4. Controleer en reinig de zegelring en plaats dan alle
brandstof- en containerdoppen terug.
5. Veeg eventueel gemorste brandstof weg. Ga op 9 m
(30 voet) afstand van de brandstofvulplaats staan voor
u de motor start.
OPMERKING: Tijdens en na het eerste gebruik van een
nieuwe motor kan er rook worden uitgeblazen. Dit is
normaal.
OLIE TOEVOEGEN/CONTROLEREN
Zie afbeelding 5.
Motorolie heeft een grote invloed op de motorprestaties
en het dienstleven van het toestel. Voor algemeen gebruik
bij alle temperaturen, raden wij SAE 10W-30 aan. Gebruik
altijd motorolie voor viertaktmotoren die aan de vereisten
voor API-service classifi catie SJ voldoet of overstijgt.
OPMERKING: Olie zonder detergent of tweetaktolie zal de
motor beschadigen en mag niet worden gebruikt.
Motorolie toevoegen:
1. Zorg ervoor dat de grasmaaier vlak staat en het gebied
rond de oliedop/oliepeilmeter proper is.
2. Verwijder de dop en zegel van de oliefl es
3. Draai de oliedop/oliepeilmeter los en verwijder deze.
4. Voeg traag olie toe. Vul tot de 'vol'-lijn op de
oliepeilmeter. Voeg niet teveel olie toe.
OPMERKING: Wanneer u het oliepeil controleert, stopt u
de oliepeilmeter in de olietank, maar schroeft u die niet vast.
5. Herbevestig de oliedop/oliepeilmeter en draai vast.
Motorolie controleren:
■
Zorg ervoor dat de grasmaaier vlak staat en het gebied
rond de oliedop/oliepeilmeter proper is.
■
Verwijder de oliedop/oliepeilmeter. Wrijf schoon en stop
de oliepeilmeter terug in de olietank, maar schroef niet
vast.
■
Verwijder
de
oliedop/oliepeilmeter
controleer het olieniveau. Voeg, indien nodig, olie toe.
BRANDSTOFTANK VULLEN
Zie afbeelding 5.
WAARSCHUWING
Start of laat de motor nooit draaien in een gesloten
of slecht geventileerde ruimte; het inademen van
uitlaatgassen kan dodelijk zijn.
De motor starten
1. Druk 3 keer op de brandstofbalg.
OPMERKING: Deze stap is normaal gezien niet nodig
wanneer u een motor start die al enkele minuten heeft
gedraaid.
2. Houd de aan/uit-hendel tegen het handvat.
3. Trek aan de startkoord tot de motor start. Laat het
startkoord traag los zodat deze niet terugveert.
OPMERKING: Het kan nodig zijn om het pompen te
herhalen bij kouder weer. Bij warmer weer kan teveel
pompen ertoe leiden dat de motor verzuipt en niet start.
Als u de motor verzuipt, wacht dan een paar minuten
voor u probeert te starten en herhaal het pompen niet.
EN
Nederlands
FR
DE
ES
IT
NL
PT
DA
SV
FI
NO
RU
PL
CS
HU
RO
LV
LT
ET
HR
SL
SK
BG
opnieuw
en
45