worden! Probeer het apparaat in
geen geval te openen, u kunt hier-
door mogelijk gewond raken.
Het is niet nodig en zelfs technisch
onmogelijk om de batterij te vervangen.
Bescherm het apparaat, in het bijzon-
der tijdens verbouwingen, maar
zeker ook in het algemeen tegen
vocht, kou, hitte, fijnstof, nicotine,
vet- en verfdampen, lijm en iedere
andere vorm van verontreiniging.
Tijdens verbouwingen of bouw- en
slijpwerkzaamheden kunt u de
rookmelder het beste tijdelijk verwij-
deren door hem met een korte ruk
van de magneet (III) los te maken en
op een veilige plaats te bewaren.
Denk er wel aan om na afloop van
Controlesignaal
laten klinken
Afb. 5
de werkzaamheden de rookmelder
weer via de magneetverbinding (III)
terug te plaatsen!
LET OP:
Uitsluitend wanneer de rookmelder
zich op de voorziene plek bevindt,
schoon en onbeschadigd is en
aanstaat, kan hij zijn eventueel
levensreddende functie uitoefenen.
CONTROLE EN ONDERHOUD
Deze rookmelder controleert zelfstan-
dig iedere seconde zijn staat van
dienst. Het apparaat past bovendien
de gevoeligheid van het detectieme-
chanismeautomatisch aan de omge-
Stop: Het alarm
tijdelijk uitschakelen
of onderdrukken.
– 46 –
ving aan.
Wanneer de batterij bijna leeg is of
wanneer de sensoren zodanig ver-
vuild zijn, dat verdere aanpassing
aan de omstandigheden niet meer
mogelijk is, zal de rookmelder dit in
een vroeg stadium te kennen geven,
zodat u voldoende tijd heeft om het
apparaat te vervangen.
Let er op, dat de luchtinlaten aan de
buitenrand van de rookmelder niet
door stof, vuil, verf of plakband enz.
afgesloten zijn! Om er zeker van te
zijn, dat de rookmelder juist functio-
neert, dient u de werking van het
apparaat regelmatig, minstens een
keer per maand, te controleren door
de test-/stopknop (Afb. 5) in te
drukken waarnaa het testalarm zal
klinken. Let er daarbij op, dat de
rookmelder onbeschadigd is en goed
vast zit aan het plafond. De luchtinla-
ten (II) moeten bovendien vrij zijn
van elke vorm van verontreiniging.
Nuttige tips voor het regelmatig
onderhoud en de juiste montage kunt
u ook vinden in de gebruikersnorm
voor rookmelders DIN 14676.
Afb. 6
LEVENSDUUR VAN HET APPARAAT
Ten minste om de 12 jaar, moet de
rookmelder worden vervangen.
MOGELIJKE OORZAKEN VOOR EEN VALS
ALARM
• Hevige water- of kookdampen,
insecten- of verfrissingssprays,
bloesem of bouw-, slijp- dan wel
fijnstof die direct in het apparaat
zijn binnengedrongen.
• Extreme temperatuurschommelin-
gen of een zeer sterke elektromag-
netische straling in de directe
omgeving van het apparaat kunnen
een negatieve invloed hebben.
• Sigarettenrook zorgt uitsluitend
voor een alarm, wannneer deze
direct in de rookmelder geblazen
wordt of wanneer de concentratie
in de lucht zeer hoog is. Om te
voorkomen dat de rookmelder een
vals alarm geeft, dient u het appa-
raat tegen de hier genoemde invloe-
den van buitenaf te beschermen.
– 47 –
NL