13
2
5
8
10
Vermeiren is verantwoordelijk voor de aanpassingen in de software. Voor veranderingen in de
software contacteer Vermeiren.
2.11 Vrijloop
L
WAARSCHUWING:
wanneer U aan het rijden bent.
L
WAARSCHUWING:
nooit in vrijloop. De scooter kan onverwachts wegrollen.
L
WAARSCHUWING:
motor / aandrijving gebruiken om te voorkomen dat de motor oververhit geraakt.
De scooter is voorzien van een vrijloop systeem dat bereikbaar en bedienbaar is door de begeleider of
gebruiker indien deze niet in de scooter zit. Gebruik de vrijloop alleen voor de scooter te transporteren
of om deze uit een gevaarlijk gebied te halen.
Zet de scooter in vrijloop met de hendel van de motorvergrendeling aan de achterkant van de
scooter.
Rijden
1. Zet de hendel van de motorvergrendeling op rijden. Motor en aandrijving worden met elkaar
verbonden.
2. Zet de sleutelschakelaar AAN.
3. De scooter kan nu alleen door de elektronica worden bestuurd.
1
4
3
7
6
9
12
11
Houd Uw scooter onder controle – Zet nooit Uw scooter in vrijloop
Houd Uw scooter onder controle – Zet bij dalingen Uw scooter
Risico op letsel - Het elektronisch rijden alleen met vergrendelde
Pagina 17
1 = Fouten indicator
2 = MODE toets
3 = Voorwaarts en
omkeerschakelaar
(druk gedurende 3 seconden)
4 = SET toets
5 = Snelheidsregelaar
(traag)
6 = Snelheidsschakelaar
7 = Snelheidsregelaar
(snel)
8 = Voorlicht
9 = Claxon
10 = Richtingaanwijzer
(links)
11 = Waarschuwingsknipperlichten
12 = Richtingaanwijzer (rechts)
13 = Batterij-indicator
Carpo 2
2015-07