• De sensoren schoonhouden omdat verontrei-
nigingen door het apparaat als vingercontact
kunnen worden herkend. Nooit voorwerpen
(pannen, vaatdoeken, enz.) op de sensoren
plaatsen!
• Als pannen tot over de sensoren overkoken,
is het aanbevolen op de UIT-toets te drukken.
• Hete pannen niet in de buurt van de sensor-
toetsen schuiven en deze niet afdekken. In
dat geval wordt het toestel automatisch uitge-
schakeld.
• Plaats de pan zoveel mogelijk in het midden
van de kookzone!
• Grote pannen zoveel mogelijk op de achterste
kookzones gebruiken, om te vermijden dat de
sensortoetsen te warm worden (oververhitting
van de touch-control; foutmelding E2).
• Als er zich in de woning huisdieren bevinden
die aan de kookplaat kunnen, moet de kinder-
beveiliging worden geactiveerd.
• Als bij inbouwfornuizen de pyrolysefunctie
wordt gebruikt, mag de inductiekookplaat niet
worden gebruikt.
• De keramische kookplaat mag in geen geval
met een stoomreinigingsapparaat of dergelijke
worden schoongemaakt!
• Zorg ervoor dat er geen voorwerpen (bijv.
schoonmaakdoekje) in de directe nabijheid
van de kookplaatafzuiging liggen. Deze kun-
nen door de luchtstroom naar binnen gezogen
worden. In beginsel moeten vloeistoff en en
kleine onderdelen uit de buurt van het toestel
worden gehouden.
• Gebruik het toestel nooit zonder vetfi lter.
• Verzadigde vetfi lters leveren brandgevaar op!
• Frituren is alleen onder voortdurend toezicht
toegestaan, fl amberen is niet toegestaan!
• Bij het gebruik van haardgekoppeld hout-,
kool-, gas- of olievuur moet voor voldoende
aanvoerlucht worden gezorgd. De maximaal
toelaatbare onderdruk die door de afzuigkap
in de ruimte van het haardgekoppeld vuur
wordt veroorzaakt, mag de 4 Pa (0,04 mbar)
niet overschrijden, anders bestaat er vergifti-
gingsgevaar.
• Tijdens het koken wordt door de damp extra
vocht aan de kamerlucht afgegeven.
78
Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen
• In circulatiebedrijf wordt het vocht uit de damp
maar voor een klein deel verwijderd. Er moet
daarom altijd voor voldoende toevoer van ver-
se lucht, worden gezorgd, bijvoorbeeld door
een geopend raam of door het gebruik van
huisventilatie.
• Zorg altijd voor een normaal en behaaglijk
ruimteklimaat (45 - 60 % luchtvochtigheid).
• Schakel na elk gebruik in circulatiebedrijf de
kookplaatafzuiging ca. 20 minuten lang op
een lage stand of activeer de automatische
naloop.
2.3 Voor personen
• Deze apparaten kunnen door kinderen vanaf
8 jaar alsook door personen met verminderd
lichamelijk, zintuiglijk of geestelijk vermogen
of met gebrek aan ervaring en/of kennis wor-
den gebruikt als erop toezicht wordt gehouden
of als ze over het veilig gebruik van het toestel
zijn geïnstrueerd en ze de bijbehorende geva-
ren hebben begrepen. Kinderen mogen niet
met het toestel spelen. De reiniging en het
onderhoud door de gebruiker mogen niet door
kinderen worden uitgevoerd, tenzij het onder
toezicht gebeurt.
• De oppervlakken van verwarmings- en kook-
zones worden heet tijdens de werking. Daa-
rom moeten kleine kinderen principieel uit de
buurt worden gehouden.
• Er mogen alleen fornuisrekken of kookplaataf-
dekkingen van de kookplaatfabrikant of door
de fabrikant in de gebruiksaanwijzing van het
toestel vrijgegeven fornuisrekken of kookplaa-
tafdekkingen worden gebruikt. Het gebruik
van niet geschikte fornuisrekken of kookplaa-
tafdekkingen kan tot ongevallen leiden.
• Personen met pacemakers of geïmplanteerde
insulinepompen moeten zich ervan verzeke-
ren dat hun implantaten niet door de induc-
tiekookplaat worden beïnvloed (het frequen-
tiebereik van de inductiekookplaat bedraagt
20-50 kHz).
NL