OBJ_BUCH-281-005.book Page 61 Tuesday, June 10, 2014 2:41 PM
Aansluiting op de luchttoevoer
Let erop dat de luchtdruk niet lager dan 6,3 bar (91 psi)
is, omdat het persluchtgereedschap voor deze werk-
druk ontworpen is.
Houd voor een maximale capaciteit de waarden voor de in-
wendige slangdiameter en de aansluitschroefdraad in de ta-
bel „Technische gegevens" aan. Gebruik voor het instandhou-
den van de volledige capaciteit alleen slangen met een lengte
van maximaal 4 meter.
De toegevoerde perslucht moet vrij van voorwerpen en vocht
zijn om het persluchtgereedschap te beschermen tegen be-
schadiging, vervuiling en roestvorming.
Opmerking: Het gebruik van een persluchtverzorgingseen-
heid is noodzakelijk. Deze waarborgt een correcte werking
van de persluchtgereedschappen.
Lees de gebruiksaanwijzing van de verzorgingseenheid en
neem deze in acht.
Alle armaturen, verbindingsleidingen en slangen moeten ge-
schikt zijn voor de druk en de vereiste luchthoeveelheid.
Voorkom vernauwingen van de toevoerleidingen, bijvoor-
beeld door afknellen, knikken of trekken.
Controleer in geval van twijfel de druk bij de luchtingang met
een manometer terwijl het persluchtgereedschap ingescha-
keld is.
Aansluiting van de persluchttoevoer op het persluchtge-
reedschap
Opmerking: Bevestig de luchttoevoerslang altijd eerst aan
het persluchtgereedschap en vervolgens aan de verzorgings-
eenheid.
0 607 450 593 (zie afbeelding B)
– Verwijder de sluitkap 10 uit de aansluitschroefdraad aan
de luchtinlaat 7.
– Schroef een slangnippel 15 in de aansluitschroefdraad aan
de luchtinlaat 7.
Om schade aan van binnen liggende ventieldelen van het
persluchtgereedschap te vermijden, moet u bij het in- en
uitschroeven van de slangnippel 15 aan de uitstekende
aansluitschroefdraad aan de luchtinlaat 7 met een steek-
sleutel (sleutelwijdte 26 mm) tegenhouden.
– Maak de slangklemmen 16 van de luchttoevoerslang 17
los en maak de luchttoevoerslang op de slangnippel 15
vast door de slangklem stevig vast te draaien.
0 607 450 622/... 626/... 627/... 628 (zie afbeelding C)
– Verwijder de sluitkap 10 uit de aansluitschroefdraad aan
de luchtinlaat 7.
– Schroef een slangstuk 18 in de aansluitschroefdraad aan
de luchtinlaat 7.
Om schade aan van binnen liggende ventieldelen van het
persluchtgereedschap te vermijden, moet u bij het in- en
uitschroeven van het slangstuk 18 aan de uitstekende aan-
sluitschroefdraad van de luchtinlaat 7 met een steeksleu-
tel (sleutelwijdte 22 mm) tegenhouden.
– Steek de luchttoevoerslang 17 met de passende koppeling
19 op het slangstuk 18.
Bosch Power Tools
Inzetgereedschap wisselen
Onderbreek de luchttoevoer voordat u het perslucht-
gereedschap instelt, toebehoren vervangt of het ge-
reedschap weglegt. Deze voorzorgsmaatregel voorkomt
onbedoeld starten van het persluchtgereedschap.
Let er bij het aanbrengen van een inzetgereedschap op
dat het inzetgereedschap stevig op de gereedschapop-
name vastzit. Als het inzetgereedschap niet stevig met de
gereedschapopname is verbonden, kan het losraken en
niet meer onder controle worden gehouden.
Inzetgereedschap inzetten
– Schuif het inzetgereedschap 1 over het vierkant van de ge-
reedschapopname 3. Let erop dat de springring 2 in de
groef van het inzetgereedschap vergrendeld wordt.
Gebruik alleen inzetgereedschappen met een passende
schacht (zie „Technische gegevens").
Gebruik geen adapters.
Inzetgereedschap verwijderen
– Trek het inzetgereedschap 1 los van de gereedschapopna-
me 3. Vastzittend inzetgereedschap kan door lichte slagen
met een rubber hamer worden losgemaakt.
Gebruik
Ingebruikneming
Het persluchtgereedschap werkt optimaal bij een werkdruk
van 6,3 bar (91 psi), gemeten aan de luchtinlaat bij ingescha-
keld persluchtgereedschap.
Controleer welke draairichting is ingesteld voordat u
het persluchtgereedschap inschakelt. Als u bijvoor-
beeld een schroef wilt losdraaien en de draairichting is in-
gesteld op vastdraaien, kan een heftige, ongecontroleerde
beweging van het persluchtgereedschap optreden.
Draairichting en draaimoment instellen
De draairichtingomschakelaar 5 dient zowel voor het instellen
van de draairichting als voor het instellen van het draaimo-
ment.
Bedien de draairichtingomschakelaar alleen als het ge-
reedschap stilstaat.
0 607 450 593
– Rechtsdraaiend: voor het indraaien van schroeven en
moeren draait u de draairichtingsomschakelaar 5 met de
klok mee op 1 (laagste draaimoment), 2, 3 of tot „R"
(hoogste draaimoment).
– Linksdraaien: Voor het losdraaien en uitdraaien van
schroeven en moeren zet u de draairichtingomschakelaar
5 op „L".
Nederlands | 61
3 609 929 C65 | (10.6.14)