Voor een makkelijker bediening is het aangeraden het
NL
apparaat in een stopcontact te pluggen dat u via een
B
lichtschakelaar kan in- en uitschakelen.
6.1 Muzieksturing/besturing via de mini-afstands-
bediening LC-3
Bij muzieksturing en bij besturing van het apparaat via
de mini-afstandsbediening LC-3 die als toebehoren
verkrijgbaar is, mag de DMX-ingang (8) niet worden
aangesloten.
A Muzieksturing via de microfoon (12)
Bij voldoende luide muziek met een duidelijk ritme
in het basbereik wordt een geluidsafhankelijke
interne lichtshow geactiveerd. De LED (6) knippert
op het ritme van de muziek. Draai de regelaar SEN-
SITIVITY (11) voor de microfoongevoeligheid open
tot het apparaat zoals gewenst op de muziek rea-
geert. Bij verandering van het volume van de
muziekinstallatie moet ook de microfoongevoelig-
heid overeenkomstig aangepast worden.
B Besturing via de mini-afstandsbediening LC-3
1) Sluit de mini-afstandsbediening aan op de jack
ONLY FOR REMOTE CONTROL (10).
2) Selecteer met de toets MODE (17) de bedrijfsmo-
dus; de LED naast de toets duidt de geselecteerde
modus aan:
Programmamodus – de LED licht niet op
In deze modus wordt een voorgeprogrammeerde
lichtshow via de microfoon (12) gestuurd. Stel de
microfoongevoeligheid in met de regelaar SEN-
SITIVITY (11) (zie boven, paragraaf A). Als de
toets FUNCTION (16) ingedrukt gehouden wordt,
is een geluidsafhankelijk stroboscoopeffect voor
alle vier lampen ingeschakeld.
Kleurwisselmodus – de LED licht permanent op
Door op de toets FUNCTION (16) te drukken,
wordt telkens een andere kleur gemengd (32 ver-
schillende mogelijkheden). Als de toets FUNC-
TION langer dan 3 seconden ingedrukt wordt ge-
houden, schakelt het apparaat naar de vollichtmo-
dus. Om terug te schakelen naar de kleurwissel-
modus, drukt u opnieuw op de toets FUNCTION.
Dimmermodus – de LED knippert
De momenteel ingeschakelde lampen worden
gedimd als op de toets FUNCTION (16) wordt
gedrukt, zowel in de richting "Helder" als in de
richting "Donker". Houd de toets ingedrukt tot de
gewenste helderheid is bereikt.
3) Om de lampen uit te schakelen, drukt u op de toets
STAND BY (15): alle vier lampen worden dan gelei-
delijk (binnen de 5 seconden) gedimd. De LED
naast de toets licht op ter controle. Na opnieuw op
de toets te drukken (LED gaat uit), lichten de lam-
pen onmiddellijk weer op.
6.1.1 Meerdere LE-504-apparaten aaneenschake-
len (master/slavemodus)
U kunt via de XLR-ingangen en -uitgangen meerdere
apparaten aaneenschakelen, waarbij één apparaat als
centraal apparaat (master) fungeert en de overige als
randapparaten (slaves). Het master-apparaat zorgt via
zijn microfoon of via een aangesloten mini-afstands-
bediening LC-3 voor een synchrone besturing van alle
randapparaten.
22
Op het master-apparaat knippert de LED (6) op het
ritme van de muziek; op de slave-apparaten knipperen
de LED's daarentegen continu snel.
1) Plaats de DIP-schakelaar nr. 10 (7) van het master-
apparaat op ON. Plaats de DIP-schakelaars nr. 10
van de slave-apparaten daarentegen in de stand
"Uit".
2) Verbind de aansluiting DMX OUTPUT (9) van het
centrale apparaat via een 3-polige XLR-kabel (b.v.
serie MEC-... of MECN-... uit het gamma van "img
Stage Line") met de aansluiting DMX INPUT (8)
van het eerste randapparaat.
3) Verbind de aansluiting DMX OUTPUT van het eer-
ste randapparaat met de aansluiting DMX INPUT
van het tweede randapparaat etc.
6.2 Bediening via een DMX lichtregelaar
Voor de bediening via een DMX-lichtregelaar (b.v.
DMX-1440 of DMX-120 van "img Stage Line") is de
LE-504 uitgerust met vier kanalen. De functies en de
precieze DMX-waarden kunt u terugvinden in de tabel
in hoofdstuk 9.
1) Verbind de aansluiting DMX INPUT (8) via een
3-polige XLR-kabel met de DMX-uitgang van de
lichtregelaar.
Voor de aansluiting moeten speciale kabels voor
hoge gegevensstromen worden gebruikt. Wanneer
gebruik wordt gemaakt van gewone microfoonka-
bels, mag de totale kabellengte niet meer dan 100 m
bedragen. De beste overdracht gebeurt met een
afgeschermde microfoonkabel van 2 x 0,25 mm
een speciale datatransmissiekabel. Bij kabelleng-
ten vanaf 150 m wordt het tussenschakelen van
een DMX-ophaalversterker aanbevolen (b.v. SR-
103DMX van "img Stage Line").
2) Verbind de jack DMX OUTPUT (9) met de DMX-
ingang van het volgende lichteffectapparaat. Ver-
bind de uitgang hiervan opnieuw met de ingang
van het nageschakelde apparaat etc., tot alle licht-
effectapparaten zijn aangesloten.
3) Sluit de DMX-uitgang van het laatste lichteffectap-
paraat in de ketting af met een weerstand van 120 Ω
(> 0,3 W): Soldeer aan de pinnen 2 en 3 van een
XLR-stekker de weerstand vast en plug de stekker
in de DMX-uitgang of gebruik een overeenkomstige
afsluitstekker (b.v. DLT-123 van "img Stage Line").
4) Stel de DIP-schakelaars nr. 1 – nr. 9 (1) in op het
DMX-startadres dat overeenkomt met het kanaal dat
voor de besturing van het 1ste kanaal van de LE-504
is voorzien. Het startadres resulteert uit de optelling
van de binaire waarden (1, 2, 4 ... 128, 256) van de
DIP-schakelaars die op ON zijn geplaatst, b.v.
– Binaire waarden
– DIP-schakelaarnr.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
D I P
ON
DMX-startadres 1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
D I P
ON
DMX-startadres 6 = 4 + 2
2
of