• Druk kort op de toets „ALERT" (B7) en op het scherm wordt de onderste grenswaarde
weergegeven (vb. -20 °C) en het symbool „ " knippert.
• Stel met de toets „+" (B4) of „-" (B5) de onderste grenswaarde in.
• Druk nogmaals kort op de toets „ALERT" (B7) en de instelmodus wordt verlaten.
Alarmsignaal stopzetten
• Als de bovenste grenswaarde overschreden wordt, geeft het weerstation gedurende 2 minuten
een alarmsignaal weer. Bovendien knippert de buitentemperatuurweergave en het symbool
„ ".
• Als de onderste grenswaarde onderschreden wordt, geeft het weerstation gedurende 2
minuten een alarmsignaal weer. Bovendien knippert de buitentemperatuurweergave en het
symbool „ ".
• Het alarmsignaal kan voortijdig worden beëindigd door op een willekeurige toets te drukken.
De buitentemperatuurweergave en het overeenkomstige symbool stopt pas met
knipperen als de buitentemperatuur zich opnieuw binnen de grenswaarden bevindt.
j) Comfortindicator
De comfortindicator (A6) geeft het kamerklimaat in een overzicht weer. Overeenkomstig de
aanwezige binnentemperatuur en luchtvochtigheid binnen op de opstelplaats van het weerstation
wordt berekend of het kamerklimaat optimaal is (weergave „COMF") of of de kamertemperatuur
te hoog (weergave „HOT") of te laag (weergave „COLD") is.
k) Reset
• Als er alleen vreemde tekens op het scherm van het weerstation verschijnen, drukt u kort op
de „RESET"-toets (B1), vb. met een tandenstoker. Anders verwijdert u de batterijen en plaatst
u ze na enkele seconden opnieuw terug.
• Als er alleen vreemde tekens op het scherm van de buitensensor verschijnen, opent u het
batterijvak van de buitensensor en drukt u kort op de „RESET"-toets (D6), vb. met een
tandenstoker. Anders verwijdert u de batterijen. Wacht tot het scherm volledig uitdooft en plaats
pas daarna de batterijen opnieuw.
111