7.1.1 Signaalinstelling
• De generator is in staat de drie standaard basisvormen SINUS, RECHTHOEK en DRIEHOEK op te
wekken. Deze basisvormen laten zich via de symmetriefunctie „SYM" (instelknop 14 uitgetrokken) van
vorm veranderen.
• Voor het instellen van de vorm van de uitgangsspanning bedient u een schakelaar in het veld „FUNC-
TION" (10).
• Sluit een afgeschermde 50 ohm BNC-leiding op de BNC-bus „OUTPUT" (7) aan.
• Stel de vereiste amplitude (= spanningsgrootte) in met de knop „AMPL" (9).
In de volgende afbeelding zijn de basisvormen van de generator voorgesteld, met hun faserelatie.
TTL-puls
Driehoek
Sinus
Rechthoek
7.1.2 Instellen van de DC offset
• Via de instelknop „DC OFFSET" (11) kan het gelijkspanningsaandeel van het uitgangssignaal worden
geregeld in het gebied van +/- 5 V in 50 ohm (resp. +/- 10 V op de onbelaste uitgang). trek om de off-
set in te stellen de instelknop uit. Draaien naar rechts (+) betekent een positieve verschuiving van het
signaalverloop, draaien naar links (-) betekent een negatieve verschuiving. Als de instelknop is inge-
drukt, dan heeft de uitgangsspanning geen gelijkspanningsaandeel.
Door verdraaien van de „DC OFFSET" naar boven (positief) of naar beneden (negatief)
binnen de spanningsgrenzen (+/- 5 V in 50 ohm resp. ± 10 V op de onbelaste uitgang)
bestaat er geen gevaar, dat de amplitudes worden afgesneden en het signaal wordt ver-
vormd. Indien er nochtans een grote amplitude en een grote offset-instelling samenvallen,
dan kan het tot vervorming (clippen) van het uitgangssignaal komen. Dit kan eenvoudig
worden gecontroleerd met behulp van een oscilloscoop. Om dit probleem te vermijden,
vermindert u naar mogelijkheid de amplitude of de DC-offset.
61