•
Gebruik voor het meten alleen de meetsnoeren, die bij het meet-
apparaat meegeleverd zijn.
•
Om een elektrische schok te vermijden, dient men er op te letten
dat gedurende de meting de meetpunten en de te meten aansluit-
punten niet aangeraakt worden, ook niet indirekt.
•
De spanning tussen een bijgeleverde bus van het meetapparaat
en de aarde mag de 750 VDC/VACrms niet overschrijden.
•
Als het aan te nemen is dat een veilige werking niet meer te
garanderen is, dan dient men het apparaat onmiddelijk buiten
werking te stellen en veilig weg te leggen. Dit is het geval, indien
het apparaat:
- zichtbare beschadigingen vertoont;
- niet meer functioneert;
- gedurende langere tijd onder ongunstige kondities is weggebor-
gen;
- zware transportbeschadigingen vertoont.
•
Schakel het apparaat nooit gelijk in, als het vanuit een koude in
een warme omgeving terecht komt. Hierbij kan kondensvocht
ontstaan, wat tot beschadiging van de meter kan leiden. Laat de
meter eerst op kamertemperatuur komen.
63
3. Beschrijving van de bedieningselementen
12
13a
13
13b
14
15
16
17
11
19a
19
1
2
5
L
ogic
P
robe
7
8
64
18
19b
9
4
3
6