Nederlands
Attentie:
Het soldeerwerktuig wordt heet tijdens het kalibreren.
Breng geen brandbare voorwerpen in de buurt van het
hete soldeerwerktuig.
De kalibrering voor het regelapparaat (zonder soldeerbout)
kan ook door een kalibreerlaboratorium uitgevoerd worden.
Hierbij worden de kalibreerwaarden voor de soldeerbout
gesimuleerd.
4.2.2 Kalibrering wijzigen
DOWN-toets ingedrukt
Kalibrering bij 100°C / 212°F.
Het station regelt de soldeerbout op 100°C / 212°F. Zodra de
temperatuur een statische toestand bereikt heeft (regelcon-
trole knippert), wordt de soldeerpunttemperatuur (extern
meettoestel) met de indicatie op het display vergeleken. Een
vastgestelde temperatuurafwijking kan nu met de UP /
DOWN-toetsen gecorrigeerd worden. Er is temperatuurcor-
rectie van max. ±40°C / ±72°F mogelijk. Komt de gemeten
temperatuur met de indicatie op het display overeen, dan
wordt dit met de II-toets (CAL) bevestigd. De kalibrering bij
100°C / 212°F is nu afgesloten. Na de bevestiging wordt de
temperatuurafwijking op 0 teruggezet.
Met de III-toets (EXIT) wordt het menu zonder veranderin-
gen opnieuw verlaten.
Vastgestelde
temperatuu-
rafwijking
UP-toets ingedrukt
Kalibrering bij 450°C / 842°F.
Het station regelt bij 450°C / 842°F. Zodra de temperatuur
een statische toestand bereikt heeft (regelcontrole knippert),
wordt de soldeerpunttemperatuur (extern meettoestel) met
de indicatie van de werkelijke waarde op het display verge-
leken. Een vastgestelde temperatuurafwijking kan nu met de
UP / DOWN-toetsen gecorrigeerd worden. Er is temperatuur-
correctie van max. ±40°C / ±72°Fmogelijk. Komt de geme-
ten temperatuur met de indicatie op het display overeen, dan
wordt dit met de II-toets (CAL) bevestigd. De kalibrering bij
450°C / 842°F is nu afgesloten. Na de bevestiging wordt de
temperatuurafwijking op 0 teruggezet. Nadat beide kali-
breerpunten 100°C (212°F) / 450°C (842°F) gecorrigeerd en
bevestigd werden, is de kalibrering afgesloten.
23
CAL
EXIT
Vastgesteld
e tempera-
tuuraf-
wijking
4.2.3 Stationsidentificatie (ID-nummer)
Bij het gebruik van meerdere WD-stations kan elk soldeer-
station voor de identificatie van een nummer voorzien wor-
den.
Bij het gebruik van de optionele USB-interface kunnen meer-
dere WD-stations met alle functies op afstand bediend wor-
den. Elk WD-station heeft daarvoor een stationsidentificatie
nodig om ondubbelzinnig geïdentificeerd te kunnen worden
(ID-nummer).
Met de UP / DOWN-toetsen het ID-nummer veranderen.
Met I naar het vorige menupunt gaan.
Met II naar het volgende menupunt gaan.
Met de toets III wordt het menu opnieuw verlaten (EXIT).
5. USB-interface
Het besturingstoestel WD 1M is standaard met een mini-
USB-interface uitgerust. Voor het besturingstoestel WD1 kan
die achteraf geïnstalleerd worden (zie pagina 167). Voor het
gebruik van de USB-interface staat een WELLER-standaard-
software ter beschikking (cd bijgeleverd). Deze software
bevat een "Firmware Updater" en een "Monitor software".
Met de "Firmware Updater" kan een software-update uitge-
voerd worden, waardoor het besturingstoestel met de actue-
elste besturingssoftware uitgerust kan worden.
Met de monitorsoftware kan het toestel van op afstand
bediend en kunnen temperatuurcurven grafisch weergege-
CAL
EXIT