Bediening schroevendraaien
(fi g. 4–6)
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik
met behulp van de versnellingschakelaar
drie snelheden (g) aan de bovenkant van
het gereedschap om de gewenste snelheid
en torsie voor de gewenste toepassing te
verkrijgen. Stel de stelring torsieaanpassing
(e) eerst op een lagere stand in om ervoor te
zorgen dat de bevestiging naar uw specificaties
kan worden ingesteld.
OPMERKING: Gebruik de laagste torsie-
instelling die vereist is om de bevestiging bij
de gewenste diepte te plaatsen. Hoe lager het
getal, des te lager de torsie-uitgang.
2. Draai de kraag modusbeheer (f) zodat het
schroefpictogram op één lijn met de pijl staat.
3. Stel de stelring torsieaanpassing (e) opnieuw in
op de juiste getalsinstelling voor de gewenste
torsie. Voer een paar tests uit in afval of
onzichtbare gebieden om de juiste positie van
de stelring torsieaanpassing te bepalen.
OPMERKING: De stelring torsieaanpassing kan
te allen tijde op ieder getal worden ingesteld. De
stelring torsieaanpassing werkt echter alleen tijdens
de modus schroevendraaien en niet in de modi
boren en klopboren.
Bediening klopboren
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met de
versnellingswisselaar zodat de snelheid en torsie
aan de geplande actie voldoen. Stel de kraag
modusbeheer op het klopboorpictogram in.
1. Oefen bij het boren precies voldoende kracht
op de klopboor uit om te voorkomen dat hij
excessief heen en weer trilt. Teveel druk zorgt
voor lagere boorsnelheden, oververhitting en
een lagere boorratio.
2. Boor recht, houd het boorstuk in een rechte
hoek ten opzichte van het werkstuk. Oefen
geen zijdelingse druk op het boorstuk uit tijdens
het boren, omdat dit ervoor zorgt dat de boor
vastloopt en een lagere boorsnelheid wordt
verkregen.
3. Als u diepe gaten boort en de klopboorsnelheid
afneemt, haalt u de boor gedeeltelijk uit het gat
terwijl het gereedschap nog aan staat om puin
uit het gat te verwijderen.
4. Bij metselwerk gebruikt u hardmetalen
boorstukken of boorstukken voor metselwerk.
Een gelijkmatige hoeveelheid stof die vrijkomt,
geeft aan dat u de juiste boorsnelheid gebruikt.
ONDERHOUD
Uw elektrisch gereedschap van D
ontworpen om gedurende een lange periode te
werken met een minimum aan onderhoud. Een
blijvend goede werking is afhankelijk van goede
verzorging en regelmatig reinigen.
WAARSCHUWING: om het risico op
ernstig letsel te verkleinen, dient u
het gereedschap uit te schakelen en
de accuset te verwijderen voordat u
hulpstukken of accessoires aan- of
afkoppelt. Een toevallige activering kan
letsel toebrengen.
De lader kan niet worden onderhouden. Er zijn geen
onderdelen in de lader die door de gebruiker kunnen
worden onderhouden.
Smering
Uw elektrisch gereedschap behoeft geen extra
smering.
Reinigen
WAARSCHUWING: Blaas vuil en
stof met droge lucht uit de behuizing
als vuil zich zichtbaar opstapelt in en
rond de ventilatieopeningen. Draag
goedgekeurde oogbescherming
en goedgekeurd stofmasker bij het
uitvoeren van deze procedure.
WAARSCHUWING: Gebruik nooit
oplosmiddelen of andere ruwe
chemicaliën voor het reinigen van
de niet-metalen onderdelen van het
werktuig. Deze chemicaliën kunnen
de materialen die in deze onderdelen
gebruikt worden, verzwakken. Gebruik
een doek enkel bevochtigd met water
en zachte zeep. Laat nooit vloeistof in
het gereedschap lopen en dompel nooit
enig deel van het gereedschap onder in
vloeistof.
NEDERLANDS
WALT is
E
103