4. Gebruik van de multimeter
4.1 Inbouw van de batterij
Opdat uw meter probleemloos funktioneert, moet hij voorzien worden
van een 9 V-blokbatterij. Wanneer het batterij-vervangingssymbool op
het display verschijnt, moet u de batterijen vervangen. Hiertoe handelt
u als volgt:
• Maak de meter los van het meetcircuit,
• verwijder de meetsnoeren van de meter,
• schakel hem uit en
• draai met een geschikte schroevendraaier (kruiskop) de bevestigings-
schroef van het batterijdeksel eruit.
• Verwijder nu voorzichtig het batterijvak-deksel.
• Maak de verbruikte batterij los van de aansluitclip en
• vervang de batterij door een nieuwe van hetzelfde type.
• Nadat de batterij vervangen is legt u de aangesloten batterij in het
batterijvak en
• sluit dit weer zorgvuldig.
• Let er bij het sluiten van het batterijvak op, dat de bedrading van de
aansluitclip (rood/zwart) er niet tussen komt.
Let op!
Gebruik de meter in geen geval in geopende toestand. Levensgevaar-
lijk!
Laat geen verbruikte batterijen in het batterijvak zitten, omdat zelfs
tegen uitlopen beschermde batterijen kunnen roesten en er daardoor
chemicaliëen vrij kunnen komen die schadelijk zijn voor uw gezondheid
en het batterijvak kunnen beschadigen.
Verbruikte batterijen zijn klein chemisch afval en moeten milieuvrien-
delijk verwijderd worden (inzamelplaatsen in winkels e.d.).
116
4.2 Aansluiten van de meetsnoeren
Gebruik voor uw metingen steeds alleen maar de meegeleverde meets-
noeren. Let voor iedere aansluiting op de toestand van de aansluitstek-
ker resp. meetpunten alsmede op beschadigde isolatie.Deze meetsnoe-
ren zijn toegelaten voor spanningen tot max. 1000 V. Uw meter, de
M-4660A is ontworpen voor spanningen tot max. 1000 VDC resp. 750
VACrms. Wees bijzonder voorzichtig met spanningen > 25 V wissel- resp.
35 V gelijkspann ing.
Let op!
Overschrijd nooit de max. invoergroottes, aangezien het dan door
beschadiging van de meter voor u levensgevaarlijk is.
4.3 Ingebruikname
4.3.1 Basisinstellingen
Aanwijzing
Hieronder staan in de tekst getallen tussen haakjes. Deze getallen hebben
betrekking op de beschrijving van de bedieningselementen in hfst. 3.
Druk op de EIN-toets (1). Om een meetsoort te kiezen, draait u de wer-
kingssoort-schakelaar in de gewenste positie. Nu kunt u "normale"
metingen zoner extra funkties uitvoeren, waarbij ook zonder extra funk-
ties al, afhankelijk van de meetsoort, meer of minder "kleine" aandui-
dingen de metingen ondersteunen.
Om een dergelijke extra funktie te kiezen, drukt u op de toets FUNC (2).
Door herhaald drukken op deze toets worden de verschillende funkties
op het display getoond. Als u het menu wilt verlaten, drukt u twee keer
op de SET/RESET-toets: eenmaal betekent kiezen van de sub-funktie,
tweemaal betekent teruggaan (afhankelijk van de ingestelde sub-funktie).
4.3.2 Toetsfunkties
a) De ON/OFF-toets (1) schakelt de meter zowel in als uit: drukt u een-
maal op de toets, dan wordt het apparaat ingeschakeld, drukt u een
tweede keer, dan wordt de DMM uitgeschakeld.
117