Veiligheidsinstructies
Naast de instructies in de gebruiksaan-
–
wijzing moeten de algemene voorschrif-
ten inzake veiligheid en
ongevallenpreventie van de wetgever in
acht genomen worden.
De schroefverbinding van alle aansluit-
–
slangen moet dicht zijn.
De hogedrukslang mag niet beschadigd
–
zijn. Een beschadigde hogedrukslang
moet direct worden vervangen. Er mo-
gen alleen slangen en verbindingen ge-
bruikt worden die werden aanbevolen
door de fabrikant. Bestelnr. zie ge-
bruiksaanwijzing.
Het apparaat met de werkinstallaties
–
moet voor gebruik gecontroleerd wor-
den op deugdelijkheid en bedrijfsveilig-
heid.
Het apparaat niet gebruiken wanneer
een aansluitkabel of belangrijke onder-
delen van het apparaat beschadigd zijn,
bv. veiligheidsinrichtingen, hogedruk-
slangen, handspuitpistolen.
Zuig nooit oplosmiddelhoudende vloei-
–
stof of onverdunde zuren en oplosmid-
delen op! Tot deze stoffen behoren
bijvoorbeeld benzine, verfverdunner en
stookolie. De sproeinevel is zeer licht
ontvlambaar, explosief en giftig. Ge-
bruik geen aceton, onverdund zuur of
oplosmiddel, omdat die de materialen
aantasten die in het apparaat zijn ver-
werkt.
Bij gebruik van het apparaat in gevaar-
–
lijke omgevingen (bijvoorbeeld tanksta-
tions) moeten de overeenkomstige
veiligheidsvoorschriften in acht geno-
men worden. Niet gebruiken in ruimtes
met ontploffingsgevaar.
Wanneer in de bedieningshandleiding
–
van het apparaat (technische gege-
vens) een geluidsniveau van meer 80
dBA wordt aangegeven, moet gehoor-
bescherming worden gedragen.
Alle stroomvoerende voorwerpen bin-
–
nen het werkgebied moeten spuitwater-
dicht zijn.
De hefboom van het handspuitpistool
–
mag tijdens de werking niet vastge-
klemd worden.
Ter bescherming tegen terugspattende
–
delen moet indien nodig geschikte vei-
ligheidskledij gebruikt worden.
Hogedrukstralen kunnen gevaarlijk zijn
–
bij niet-reglementair gebruik. De straal
mag niet gericht worden op personen,
dieren, onder stroom staande voorwer-
pen of het apparaat zelf.
Richt de hogedrukstraal niet op ande-
–
ren of op uzelf, bijvoorbeeld om het rei-
nigen van kleding of schoeisel.
Voertuigbanden/bandventielen mogen
–
uitsluitend gereinigd worden vanop een
minimum spuitafstand van 30 cm. An-
ders kan de voertuigband/het bandven-
tiel beschadigd worden door de
hogedrukstraal. Het eerste teken van
een beschadiging is de verkleuring van
de band. Beschadigde voertuigbanden
zijn een bron van gevaar.
Asbesthoudende en andere materialen
–
die gevaarlijke stoffen bevatten, moe-
gen niet afgespoten worden.
Kap niet openen bij een lopende motor.
–
Degene die het apparaat bedient dient
–
het te gebruiken volgens de voorschrif-
ten. Deze dient rekening te houden met
de plaatselijke omstandigheden en bij
het werken met het apparaat te letten
op derden, speciaal op kinderen.
Het apparaat mag nooit onbeheerd
–
worden achtergelaten zolang de motor
nog draait.
Het apparaat mag alleen door personen
–
worden gebruikt die voor de omgang er-
mee zijn opgeleid of hun vaardigheden
in het bedienen hebben aangetoond en
uitdrukkelijk de opdracht hebben gekre-
gen voor het gebruik. Het apparaat mag
niet worden gebruikt door kinderen of
jongeren.
Dit apparaat is niet bedoeld om door
–
personen met beperkte psychische,
sensorische of geestelijke vaardighe-
den te worden gebruikt.
– 2
NL
37