Montage
LET OP!
Gevaar voor beschadi-
ging van de begren-
zingskabel
Als de begrenzingskabel
beschadigd of doorgesne-
den wordt is de overdracht
van de besturingssignalen
naar het apparaat niet
meer mogelijk. In dat geval
moet de begrenzingskabel
gerepareerd of vervangen
worden. Begrenzingska-
bels zijn verkrijgbaar bij
AL-KO.
■
Leg de begrenzingska-
bel altijd direct op de
grond. Bevestig hem in-
dien nodig met een ex-
tra gazonpen.
■
Bescherm de begren-
zingskabel bij het leg-
gen en tijdens de wer-
king tegen beschadigin-
gen.
■
Graaf en verticuteer niet
in de buurt van de be-
grenzingskabel.
1. Leid de begrenzingskabel ten minste 1 m
recht weg van het basisstation (01/a).
2. Bevestig de begrenzingskabel met regelmati-
ge afstanden met gazonpennen of leg hem
ondergronds (max. 10 cm diep).
3. Begrenzingskabel om obstakels heen leggen:
zie Hoofdstuk 4.5.3 "Obstakels afzetten", pa-
gina 89.
457296_b
4. Doorgangen tussen de afzonderlijke maaiop-
pervlakken aanleggen: zie Hoofdstuk 4.5.4
"Doorgangen afzetten (01/i)", pagina 90.
5. Te grote stijgingen of dalingen afzetten: zie
Hoofdstuk 4.5.5 "Hellingen afzetten", pagi-
na 90.
6. Kabelreserves aanleggen: zie Hoofdstuk
4.5.6 "Kabelreserves aanleggen (08)", pagi-
na 90.
7. Leid de begrenzingskabel vanaf een afstand
van ten minste 1 m recht naar het basisstati-
on (01/k).
8. Sluit de begrenzingskabel na het leggen aan
op de aansluiting (04/7) van het basisstation:
zie Hoofdstuk 4.5.1 "Begrenzingskabel op
het basisstation aansluiten (04)", pagina 88.
4.5.3
Obstakels afzetten
Afhankelijk van de omgeving van het werkge-
deelte moet de begrenzingskabel met verschil-
lende afstanden t.o.v. de obstakels worden ge-
legd. Gebruik voor de bepaling van de juiste af-
stand de liniaal die van de verpakking afgehaald
kan worden.
OPMERKING
Afzettingen zijn alleen noodzakelijk als
ze door de stootsensoren van de robot-
grasmaaier niet kunnen worden her-
kend. Vermijd te veel of onnodige afzet-
tingen.
Afstand t.o.v. muren, hekken, bloembedden:
min. 15 cm (01)
Het apparaat beweegt met een afstand naar bui-
ten van 15 cm langs de begrenzingskabel. Leg
daarom de begrenzingskabel met een afstand
van ten minste 15 cm t.o.v. muren, hekken of
bloembedden.
Afstand t.o.v. terrasranden en getegelde
paden (06)
Als de rand van het terras of het pad hoger is dan
het gazon moet er een afstand van ten minste 15
cm aangehouden worden. Als de rand van het
terras of het pad op gelijke hoogte van het gazon
ligt kan de kabel precies op de rand worden ge-
legd.
89