NL
5. In het menu "PIN wijzigen":
■
Bij "Nieuwe PIN invoeren" een zelf
gekozen nieuwe PIN van vier plaatsen in-
voeren. Hiervoor na elkaar met
een cijfer selecteren en telkens met
bevestigen.
■
Bij "Nieuwe PIN herh." het nieuwe
PIN opnieuw invoeren. Als beide invoe-
ren identiek zijn, wordt het volgende
weergegeven: "PIN met succes ge-
wijzigd".
6. In het menu "Datum invoeren" de actuele
datum instellen (formaat: DD.MM.20JJ). Hier-
voor na elkaar met
ren en telkens met
7. In het menu "Tijdstip invoeren" >
"24h-formaat" de actuele tijd instellen (for-
maat: HH:MM). Hiervoor na elkaar met
een cijfer selecteren en telkens met
bevestigen.
De basisinstelling is voltooid. De status "Onge-
kalibreerd starttoets indrukken" wordt
weergegeven.
5.3
Maaihoogte instellen
De maaihoogte van het apparaat wordt via het in-
stellingsmenu ingesteld: zie Hoofdstuk 7.2 "Maai-
hoogte instellen", pagina 93.
5.4
Automatische kalibratierun uitvoeren
Zet het apparaat op de beginstand (10)
1. Zet het apparaat binnen het maaioppervlak
op de beginstand:
■
min. 1 m links en 1 m voor het basisstati-
on
■
met de voorkant op de begrenzingskabel
uitgelijnd
Kalibratierun starten
1. Controleer dat er binnen het te voorspellen
bewegingsgedeelte van het apparaat geen
obstakels aanwezig zijn. Het apparaat moet
met beide voorwielen over de begrenzingska-
bel heen kunnen rijden. Verwijder obstakels
indien nodig.
2.
Apparaat starten. Op het display
wordt weergegeven:
■
"! Waarschuwing! Aandrijving
start"
■
"Kalibreren", "Fase [1]"
92
een cijfer selecte-
bevestigen.
Tijdens de kalibratierun
Het apparaat rijdt voor de bepaling van de sig-
naalsterkte binnen de begrenzingskabel eerst
twee keer over de begrenzingskabel heen en ver-
volgens naar het basisstation en blijft daar stil-
staan.
■
Op het display wordt de melding "Kalibra-
tie voltooid" gegeven.
■
De accu wordt opgeladen.
OPMERKING
Het apparaat moet bij het binnenrijden in
het basisstation blijven staan. Als het
apparaat bij het binnenrijden in het ba-
sisstation de contacten niet raakt, rijdt
het verder langs de begrenzingskabel.
Als het apparaat niet door het basisstati-
on rijdt is de kalibratieprocedure mislukt.
In dat geval moet het basisstation beter
uitgelijnd en de kalibatieprocedure her-
haald worden.
Na de kalibratie
De vooraf ingestelde actuele maaitijd wordt aan-
gegeven.
Voor alle andere instellingen zie Hoofdstuk 7 "In-
stellingen", pagina 93.
6 BEDIENING
6.1
Apparaat met de hand starten
1.
Apparaat inschakelen.
Voor randen maaien buiten de planning: zie
Hoofdstuk 7.7 "Randen maaien bij handmati-
ge start", pagina 95.
2.
Apparaat met de hand starten.
6.2
Maaiwerking staken
■
toets op het basisstation (08/4) of op
het apparaat indrukken.
Het apparaat rijdt automatisch naar het ba-
sisstation. Het wist het maaiprogramma van
de actuele dag en start de volgende dag
weer op het ingestelde tijdstip.
■
toets op het apparaat indrukken.
De maaiwerking wordt gedurende een half
uur onderbroken.
■
toets op het apparaat indrukken.
Het apparaat wordt uitgeschakeld.
Bediening
Robolinho 4100