3. Verplaats de trekker van de SPUIT-stand (A) naar de
NAALDVERWIJDERING-stand (B).
SPUIT-stand
4. Verwijder de naald uit de voorzijde van het pistool.
KENNISGEVING:
Gebruik geen pincet om de naald te verwijderen. Schade
aan de naaldtip zal ervoor zorgen dat de vloeistofspuit-
mond lekt.
5. Veeg of spoel de vloeistof uit het mondstuk en de
naald. Maak de borgring, luchtkap, luchtkapgeleider en de
veer schoon wanneer nodig.
KENNISGEVING:
Gebruik geen metalen gereedschap voor het reinigen van
de vloeistofspuitmond of de openingen in de luchtkap, dit
zorgt mogelijk voor krassen, vloeistoflekken en een afwi-
jkend spuitpatroon.
6. Spoel reinigingsvloeistof door het pistool met behulp
van een knijpfles. Houd het pistool ondersteboven, druk
de trekker in en doseer de reinigingsvloeistof in de beke-
raansluiting.
NAALDVER-
WIJDE-
RING-stand
7. Plaats de naald terug en beweeg de trekker van de
NAALDVERWIJDERINGstand (B) naar de SPUIT-stand
(A).
8. Druk de trekker van het pistool in en installeer de veer,
luchtkapgeleider en vloeistofspuitmond. Installeer de
luchtkap en de borgring.
31
Vertaling van de originele handleiding