1. Veiligheidsvoorschriften
1.3. Voor de installatie van de elektrische bedrading
Voorzichtig:
• Installeer stroomonderbrekers. Als er geen stroomonderbrekers worden
geïnstalleerd, kunnen elektrische schokken optreden.
• Gebruik voor de voedingsleidingen standaardkabels met voldoende capac-
iteit. Te lichte kabels kunnen kortsluiting, oververhitting of brand veroorza-
ken.
• Oefen bij de installatie van de voedingsleidingen geen trekkracht uit op
de kabels. Als de aansluitingen loszitten, kunnen de kabels loskomen of
breken en oververhitting of brand veroorzaken.
1.4. Voor het proefdraaien
Voorzichtig:
• Zet de netspanningsschakelaar ten minste 12 uur voordat u het apparaat
gaat gebruiken aan. Als u het apparaat direct na het aanzetten van de net-
spanningsschakelaar inschakelt, kunnen de interne onderdelen ernstig
beschadigd raken. Laat de netspanningsschakelaar altijd aanstaan ge-
durende het seizoen waarin u het apparaat gebruikt.
• Controleer voordat u begint met proefdraaien of alle panelen, beveiligingen
en andere beschermende onderdelen goed zijn geïnstalleerd. Draaiende of
warme onderdelen of onderdelen onder hoge spanning kunnen letsel vero-
orzaken.
1.5. Het gebruik van de R410A koelstof lucht/water
warmtepomp
Voorzichtig:
• Gebruik uitsluitend R410A-koelstof. Bij gebruik van andere koelstoffen
veroorzaakt de chloor achteruitgang van de koelolie.
• Gebruik gereedschap dat speciaal is ontworpen voor gebruik met R410A-
koelstof. Het volgende gereedschap is vereist. Neem voor vragen contact
op met de dichtstbijzijnde dealer.
Gereedschap (voor R410A)
Verdeelventiel
Gaslekdetector
Momentsleutel
2. Plaats
Fig. 2-1
Modellen
A
(mm)
50
740
85
943
112
1350
140
1350
Vulslang
Vacuümpompadapter
Elektronische koelstofdrukmeter
(mm)
B
C
(mm)
(mm)
950
175
950
175
1020
210
1020
210
• Zorg ervoor dat het apparaat goed is geaard. Sluit de aardleiding niet aan
op een gas- of waterleiding, bliksemafl eiders of aardleiding voor de tele-
foon. Onjuiste aarding van het apparaat kan elektrische schokken vero-
orzaken.
• Gebruik stroomonderbrekers (aardlekschakelaar, isolatieschakelaar (+Bze-
kering) en onderbreker met gegoten behuizing) met de opgegeven capac-
iteit. Het gebruik van stroomonderbrekers met een te hoge capaciteit kan
storingen of brand veroorzaken.
• Raak de schakelaars nooit met natte vingers aan. Hierdoor kan een elek-
trische schok optreden.
• Raak de koelstofpijpen niet met blote handen aan als het apparaat in werk-
ing is. De koelstofpijpen zijn heet of koud afhankelijk van de toestand van
de koelstof. Bij het aanraken van de pijpen kunt u brandwonden of bevriez-
ingen oplopen.
• Wacht nadat het apparaat is uitgeschakeld ten minste vijf minuten voordat
u de netspanningsschakelaar uitzet. Eerder uitzetten kan waterlekkage of
storingen veroorzaken.
• Gebruik uitsluitend de juiste gereedschappen. Het binnendringen van stof,
vuil of vocht in de koelstofpijpen kan leiden tot achteruitgang van de koe-
lolie.
• Maak geen gebruik van een vulcilinder. Het gebruik van een vulcilinder
leidt tot veranderingen in de samenstelling van de koelstof, waardoor de
effi ciëntie wordt verminderd.
2.1. De installatieplaats voor het buitenapparaat
kiezen
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmte-
bronnen.
• Kies een plaats waar niemand last heeft van het geluid van het apparaat.
• Kies een plaats die eenvoudige aansluiting van de elektrische bedrading en pij-
pen naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
• Vermijd plaatsen waar brandbare gassen worden geproduceerd of kunnen lek-
ken, stromen of samenstromen.
• Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan drup-
pelen.
• Kies een vlakke constructie die bestand is tegen het gewicht en de trillingen van
het apparaat.
• Vermijd plaatsen waar het apparaat door sneeuw kan worden bedekt. In
sneeuwrijke gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het
verhogen van de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorko-
men dat de sneeuw in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de
normale luchtstroom bemoeilijken en storingen veroorzaken.
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan olie, stoom of zwavelgas.
• Gebruik de tilhandgrepen van het buitenapparaat om het apparaat te verplaat-
sen. Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen
ontstaan aan de handen of vingers.
2.2. Buitenafmetingen (Buitenapparaat) (Fig. 2-1)
21