Langzaam olie bijvullen tot de MAX-
markering.
Instructie
Luchtbellen moeten kunnen ontsnappen.
Oliesoort en vulhoeveelheid zie Techni-
sche gegevens.
Hulp bij storingen
Controlelampje vloeibare ontharder
brandt
– Vloeibare ontharder is leeg, om techni-
sche redenen blijft altijd een rest in het
reservoir achter.
Bijvullen.
– Elektroden in het reservoir vervuild
Elektroden reinigen.
Apparaat draait niet
– Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding
controleren.
Apparaat bouwt geen druk meer op
– Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op
„0" stellen.
Bij geopende handspuitpistool het ap-
paraat met de apparaatschakelaar
meermaals in- en uitschakelen.
Bij een geopend handspuitpistool de re-
gelspoel open- en dichtdraaien.
Instructie
Door het demonteren van de hogedruk-
slang van de hogedrukaansluiting wordt
het ontluchten versneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg
is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
– Druk is ingesteld op „MIN"
Druk op „MAX" stellen.
– Zeef in de wateraansluiting vervuild.
Zeef reinigen.
– Watertoevoerhoeveelheid te laag
Watertoevoerhoeveelheid controleren
(zie Technische gegevens).
46
Nederlands
Pomp klopt
– Lucht in de pomp
Zuigleidingen voor water en reinigings-
middel controleren op ondichtheid.
Het apparaat schakelt bij geopend
handspuitpistool voortdurend aan/
– Sproeier verstopt.
Sproeier reinigen/vervangen.
Hogedrukpomp ondicht
– Pomp ondicht
Instructie
Toegelaten zijn 3 druppels/minuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat
door de klantendienst laten controleren.
Apparaat zuigt geen reinigingsmid-
del aan
– Filter in de reinigingsmiddel-zuigslang
verontreinigd
Filter reinigen.
Ingestelde temperatuur wordt bij de
werking met heet water niet bereikt
– Boiler verkalkt.
Klantendienst roepen.
– Verroete verwarmingsspiraal
Indien de storing niet kan worden opge-
lost, moet het toestel door de klanten-
dienst gecontroleerd worden.
uit