D3) Stel nu met de toetsen „ RELL" en „ R-H" de gewenste
bovenste limietwaarde voor dit digitale cijfer in. Druk aans-
luitend eenmaal op de toets „COMP".
D4) Het volgende digitale cijfer, links ernaast, knippert. Handel
zoals beschreven onder c), tot de volledige „Hi"-vergeli-
jkingswaarde is ingesteld.
D5) Aansluitend drukt u eenmaal op de toets „COMP". De
bovenste limietwaarde „Hi" wordt in het geheugen opges-
lagen, „Hi" verdwijnt van het kleine display en in plaats
daarvan verschijnt er „Lo" (voor Low = laag = onderste ver-
gelijkings- of limietwaarde). Opnieuw knippert het rechtse
digitale cijfer.
D6) Voer nu de instelling van de onderste limietwaarde uit, zoals
beschreven onder c). Tenslotte drukt u opnieuw eenmaal op
de toets „COMP". De vergelijkingsmeting wordt gestart.
Zonder meetsignaal wordt er „Lo" aangegeven, op het klei-
ne display verschijnt „0000".
D7) Verbind de testpunten met het meetobject, waaraan de ver-
gelijkingsmeting uitgevoerd moet worden. Als de actuele
meetwaarde, weergegeven op het kleine display, lager is
dan de ingestelde onderste vergelijkingswaarde, verschijnt
er „Lo" op het hoofddisplay. Als de actuele meetwaarde
boven de bovenste ingestelde vergelijkingswaarde, dan ver-
schijnt er „Hi" op het hoofddisplay. Als de actuele meet-
waarde tussen de bovenste en de onderste ingestelde ver-
gelijkingswaarden ligt, verschijnt er „Pass" op het hoofddis-
play.
D8) Om de functie te kunnen verlaten, moet u eerst de meter
losmaken van het meetcircuit en aansluitende de draaischa-
kelaar een positie verder draaien.
152
Aanwijzing
Er kunnen geen negatieve meetwaarden ingesteld worden.
Mogelijkheid 2:
D1) Voer de stappen D1) en D2) uit „Mogelijkheid 1" uit. Aans-
luitend raakt u met de testspitsen het meetobject aan waar-
van u de waarde als bovenste limiet (Hi) wilt instellen.
Druk net zo lang op de toets „ REL", tot de gewenste
waarde op het hoofddisplay getoond wordt. Daarbij blijft
het digitale cijfer helemaal rechts knipperen. Verwijder nu
de testpunten van het meetobject. Druk vier maal op de
toets „COMP", tot op het kleine display „Hi" verdwijnt en er
in plaats daarvan „Lo" verschijnt.
D2) Verbind de testpunten met een ander meetobject, waarmee
u de onderste limietwaarde (Lo) wilt instellen.
Druk nu net zo lang op de toets „ R-H", tot de gewenste
waarde op het hoofddisplay getoond wordt. Daarbij blijft
ook hier het rechtse digitale cijfer knipperen. Verwijder de
testpunten van het (tweede) meetobject. Druk vier keer op
de toets „COMP", totdat „Lo" van het kleine display verd-
wijnt resp. tot de vergelijkingsmeting gestart wordt. Zonder
meetsignaal wordt er „Lo" weergegeven en daarbij op het
kleine display „0000". Bij de weerstandsmeting, diode- en
doorgangstest verschijnt op het hoofddisplay „Hi" in plaats
van „Lo". Op het kleine display verschijnt er „OL" (voor
Overload = overschrijding) in plaats van „0000".
D3) Verbind de testpunten met het meetobject, waaraan de ver-
gelijkingsmeting uitgevoerd moet worden. Als de actuele
meetwaarde, weergegeven op het kleine display, lager is
dan de ingestelde onderste vergelijkingswaarde, verschijnt
er „Lo" op het hoofddisplay. Als de actuele meetwaarde
boven de bovenste ingestelde vergelijkingswaarde, dan ver-
153