Ingebruikname
Instelling van de stookoliedruk
Y1
10
4
3
1
2
1
Aansluiting aanzuiging
2
Aansluiting terugloop
3
Aansluiting sproeierleiding
4
Aansluiting manometer
5
Aansluiting vacuümmeter
6
Aansluiting stookoliedruk
7
Opmerking voor enkelbuiswerking
10
Spoel
Y1
Elektromagnetische spoel
Instelling van de stookoliedruk
De verstuivingsdruk en bijgevolg het
brandervermogen, wordt ingesteld
d.m.v. de regelaar 6 van de pomp.
De druk moet worden gemeten voor
een controle met een manometer die
6
op de drukmeetnippel 4 wordt
gemonteerd, schroefdraad R1/8".
5
Controle onderdruk
De vacuümmeter voor de controle van
7
de onderdruk moet worden
aangesloten op de
onderdrukmeetnippel 5 R1/8". De
maximaal toelaatbare onderdruk is 0,4
bar. Bij grotere onderdruk treedt
verdamping op van de stookolie en
erosielawaai in de pomp.
0204 / 13 010 767A
Instelling van de pomp
De druk van de stookolie wordt
bijgesteld met een schroevendraaier op
de regelschroef 6:
Draaien
naar rechts: verhoging van de druk
–
naar links: vermindering van de druk
–
Reinigen van de pompfilter
De filter bevindt zich onder het deksel.
Voor het schoonmaken moet het deksel
worden afgenomen, nadat de
schroeven ervan losgedraaid werden.
De dichting van het deksel controleren
en vervangen indien nodig.
NL
21