Relatieve meting
5
Activeer na het inschakelen van het toestel de
relatieve meting door de toets ‚REL/PEAK' in te
drukken. De als laatste weergegeven waarde
wordt als referentiewaarde ingesteld en geeft
nu de veschilwaarden ten opzichte van de
ingestelde referentiewaarde aan. De relatieve
meting kan zowel in het automatische als in het
handmatige meetbereik worden uitgevoerd.
Door het opnieuw indrukken van de toets ‚REL/
PEAK' wordt deze functie weer gedeactiveerd.
Peak-meting
6
Activeer na het inschakelen van het toestel de
Peak-meting door de toets ‚REL/PEAK' in te
drukken. Deze functie verkort de reactietijd van
de sensor waardoor snellere lichtveranderingen
kunnen worden geregistreerd. De Peak-meting
kan alleen in het handmatige meetbereik worden
uitgevoerd. Het betreffende meetbereik moet
worden ingesteld zoals in stap 4 beschreven staat.
Druk lang op de toets ‚REL/PEAK' om deze functie
weer te deactiveren.
!
De Peak-waarde blijft op het display zichtbaar. Lagere meetwaarden
dan de Peak-waarde worden niet weergegeven.
Meeteenheden
7
De meetwaarden kunnen in lux en FC (foot
candle) worden weergegeven. Druk op de toets
‚Unit' tussen de eenheden om te schakelen.
14
NL
10
5
0
2 sec
5
0
5
0
15
20