Richtingscontrole
&
Selectie van de parameters
&
Automatische centrering
&
Laserstraal op en neer
(
Invoerwaarden
(
SET-toets
)
Aan/uit-toets
+
7.2 Symbolen indicatieveld 4
Aanduiding van de loodlicht-
stip
@
nl
Richtingsindicatie
;
Batterijtoestandindicatie
=
Zelfnivelleringsindicatie
%
Hellingsindicatie
&
Opgave procenten
(
Blokkeringsindicatie
)
Elektronische libel
+
Aanduiding van de lasermo-
dus
§
7.3 Waarschuwingsindicaties 5
Batterijwaarschuwingsindica-
tie
@
Nivelleer-
waarschuwingsindicatie
;
Waarschuwingsindicatie
dwarshelling
=
7.4 Apparaat inschakelen
Druk op de toets „AAN / UIT".
AANWIJZING
De PP 10/11 is uitgerust met een zelfnivelleringsbereik
van +/‑ 10 %. Bevindt de ingestelde helling zich binnen
dit bereik, dan nivelleert de laser zich automatisch. Wijkt
de helling van het apparaat met meer dan +/‑ 10 % af van
de ingestelde helling, dan begint de LED te knipperen.
Draai het apparaat dan in de richting waarheen de pijl
wijst.
7.5 De helling instellen 6
De helling kan handmatig of automatisch ingesteld wor-
den. De helling kan in een bereik van ‑15 % tot +40 %
worden ingesteld (bij hellingen van meer dan 10 % dient
de laser m.b.v. toebehoren of andere hulpmiddelen te
worden voorgekanteld).
7.5.1 Automatische invoer van de helling 6
1.
Schakel het apparaat in met de bedrijfstoets.
78
De laserstraal naar rechts of links bewegen.
Selectie van de in te stellen parameters.
Wanneer er tegelijkertijd op beide richtingscontroletoetsen wordt ge-
drukt, centreert de laserstraal zich automatisch.
De laserstraal op en neer bewegen.
Er kunnen positieve en negatieve waarden worden ingevoerd. Worden
beide toetsen tegelijkertijd ingedrukt, dan wordt de helling automatisch
ingesteld op 00.000 %.
Deze toets dient ter bevestiging van de geselecteerde parameters.
Deze toets schakelt het instrument IN en UIT.
Geeft aan dat de loodlichtstip geactiveerd is.
Geeft de uitrichting van de laserstraal aan.
De resterende batterijcapaciteit wordt in drie trappen weergegeven.
Knippert terwijl de laser zichzelf activeert, daarna gaat de indicatie over
op de ingestelde lasermodus.
Geeft de gekozen helling aan.
Geeft aan of procent of promille als meeteenheid is gekozen.
De ingevoerde gegevens kunnen niet worden gewijzigd.
Geeft aan of het apparaat op de juiste manier horizontaal ingesteld is.
De lasermodus knipperend, normaal, sterk (PP11) wordt aangegeven.
Er is geen gebruik meer mogelijk. Batterij vervangen, opladen of aanslui-
ten op externe stroombron.
De laser is buiten het zelfnivelleringsbereik geraakt. De laser kantelen in
de richting van de pijlindicatie op het display.
De laser is buiten het zelfnivelleringsbereik gedraaid. De laser in de rich-
ting van de pijlindicatie op het display draaien.
2.
Druk op de Set-toets. De ingestelde waarde wordt
aangegeven en de ± indicatie knippert.
3.
Druk op de toets „Laserstraal op / neer" om het
voorteken te veranderen.
4.
Druk op de richtingstoets rechts om de juiste positie
te bereiken (met de linkerrichtingstoets kunt u ook
weer terug gaan).
5.
Druk op de toets „Laserstraal op / neer" om de
waarde te veranderen.
6.
Druk op de richtingstoets rechts om de volgende
positie te bereiken.
7.
Druk op de toets „Laserstraal op / neer" om de
waarde te veranderen. Herhaal de bovengenoemde
stappen om de andere getalswaarden te verande-
ren.
8.
Druk op de SET toets wanneer de ingevoerde
waarde juist is.
Hierna begint de laserstraal zich in de vastgestelde
instelling te bewegen.